Een projector of een extern beeldscherm aansluiten
Dit onderwerp beschrijft hoe u een projector of extern beeldscherm kunt aansluiten.
Een extern beeldscherm gebruiken
Opmerking: Wanneer u een extern beeldscherm aansluit, hebt u een video-interfacekabel met een
ferrietkern nodig.
Uw computer ondersteunt een maximale beeldschermresolutie van 2560x1440 of maximaal 1600x900, mits
het externe beeldscherm die resolutie ook ondersteunt. Voor meer informatie over het externe beeldscherm
raadpleegt u de handleidingen die bij het externe beeldscherm worden geleverd.
U kunt elke resolutie instellen voor het beeldscherm van de computer of het externe beeldscherm. Bij
gelijktijdig gebruik is de resolutie van beide schermen echter altijd hetzelfde. Als u voor het beeldscherm van
de computer een hogere resolutie kiest, ziet u slechts een deel van het volledige beeld op het scherm. De
andere delen kunt u bekijken door het beeld met behulp van het TrackPoint- of een ander aanwijsapparaat
over het scherm te verplaatsen.
U kunt de uitvoer naar het beeldscherm van de computer, naar het externe beeldscherm of naar beide
beeldschermen sturen. Dit stelt u in via het venster Beeldscherminstellingen.
Een extern beeldscherm aansluiten
U sluit een extern beeldscherm als volgt aan:
1. Sluit het externe beeldscherm aan op de Mini DisplayPort-aansluiting van de computer.
2. Sluit het externe beeldscherm aan op een stopcontact.
3. Zet het externe beeldscherm aan.
4. Tik op het weergavestandpictogram
te wijzigen. Dit maakt het mogelijk de uitvoer weer te geven op het externe beeldscherm, op het
beeldscherm van de computer of op beide beeldschermen.
Opmerking: Als uw computer het externe beeldscherm niet detecteert, klik dan met de rechtermuisknop
ergens op het bureaublad en selecteer Schermresolutie. Klik op de knop Detecteren.
Het type extern beeldscherm instellen
U stelt als volgt het type extern beeldscherm in:
1. Sluit het externe beeldscherm aan op de computer en sluit het beeldscherm aan op een stopcontact.
2. Zet het externe beeldscherm aan.
3. Klik met de rechtermuisknop ergens op het bureaublad en klik vervolgens op Schermresolutie.
Opmerking: Als uw computer het externe beeldscherm niet detecteert, klikt u op de knop Detecteren.
4. Selecteer het externe beeldscherm en stel de Resolutie in.
5. Klik op Geavanceerde instellingen.
6. Klik op de tab Beeldscherm. Controleer aan de hand van de gegevens in het informatievenster of het
beeldschermtype correct is. Als dat het geval is, klik dan op OK om het venster te sluiten. Zo niet, ga
dan verder met de volgende stappen.
7. Wanneer twee of meer beeldschermtypen worden afgebeeld, selecteert u Generiek PnP-beeldscherm
of Generiek Non-PnP beeldscherm.
8. Klik op Eigenschappen. Wanneer er wordt gevraagd om een beheerderswachtwoord of een
bevestiging, typt u dat wachtwoord of geeft u die bevestiging.
9. Klik op het tabblad Stuurprogramma.
in de functiewerkstand om de beeldschermuitvoerlocatie
.
Hoofdstuk 2
De computer gebruiken
49