14
Zones uit overbrugging – selecteer de zones welke uit de overbrugging gehaald moeten
worden (dubbelklik op het zonenummer).
Uitgangen AAN – selecteer de uitgangen welke geactiveerd moeten worden (dubbelklik
op het uitgangsnummer).
Uitgangen UIT – selecteer de uitgangen welke gedeactiveerd moeten worden (dubbelklik
op het uitgangsnummer).
Verander uitgang status – selecteer de uitgangen waarvan de status gewijzigd moet
worden (dubbelklik op het uitgangsnummer).
KNX telegram – programmeer de volgende parameters voor het KNX telegram:
INT-KNX module – INT-KNX module welke de telegram dient te verzenden.
Groepsadres – het groepsadres welke in het telegram wordt toegevoegd.
Type – het telegram type.
Waarde – de waarde welke wordt toegevoegd aan het telegram (parameter is alleen
voor sommige telegram types beschikbaar).
Prioriteit – telegram prioriteit (als twee elementen op de bus tegelijk worden
verzonden, dan zal het telegram met een hogere prioriteit als eerste worden
verzonden).
Stop uitgangsvertraging (geen extra parameters te configureren).
Snel IN – selecteer de inschakel mode welke geactiveerd moet worden.
De blokken kunnen alleen met een gebruikerscode worden bediend.
Zones mogen niet een N
De uitgangen moeten een 24. P
of A
NEER
FSTANDSBEDIENING
aan een uitgangengroep).
Het bediendeel kan gebruikt worden om een KNX systeem te bedienen als een
INT-KNX module aangesloten is op het alarmsysteem.
6.5.3 Definiëren van de macro commando's
1. Klik op het "Definities" tabblad.
2. Klik op de "Nieuwe macro" knop. Een nieuw macro commando zal in de lijst verschijnen.
3. Voer een naam in voor het nieuwe macro commando.
4. Als de macro commando naam in het scherm van het bediendeel weergegeven moet
worden, activeer dan de T
5. Als het macro commando uitgevoerd moet worden zonder het invoeren van een code,
voer dan een gebruikerscode in met een juist autorisatieniveau.
6. Indien het macro commando altijd via gebruikersautorisatie dient te worden uitgevoerd,
stel dan de V
RAAG TOEGANGSCODE
7. Indien een macro commando niet beschikbaar mag zijn als één van de gebieden
(blokken) ingeschakeld is, activeer dan de U
8. Indien het macro commando direct uitgevoerd dient te worden bij aanraken van het icoon
van de macro commando groep, activeer dan de A
mag maar één macro commando toegewezen worden aan de groep).
9. Indien er geen berichten op het scherm weergegeven moeten worden na het uitvoeren
van het macro commando, activeer dan de G
10. Selecteer het icoon welke voor het macro commando weergegeven moet worden op het
bediendeel of behoudt het standaard icoon.
INT-TSG
O
IET
VERBRUGBAAR
, 25. M
ULS
type te hebben (ze hoeven niet te worden toegewezen
optie.
OON NAAM
optie in.
IT BIJ
optie ingeschakeld hebben.
/B
, 105. R
AAK
REEK
IN optie.
UTO UITVOEREN
EEN BERICHT BEVESTIGING
SATEL
, 106. R
OLLUIK OP
OLLUIK
optie (bij deze optie
optie.