5.1 Locatie serienummer
Iedere converter beschikt over een uniek serienummer, het etiket
met het serienummer bevindt zich aan de bovenkant van de
converter.
Het serienummer is vereist voor kalibratie en moet daarom
worden bewaard. Er zijn reserve-etiketten met het serienummer
in de verpakking meegeleverd, de gebruiker kan deze naar wens
gebruiken.
24
E70010xxxxxxx
5.2 Typische systeemcontroles
Na het aansluiten van de converter wordt aanbevolen controles uit
te voeren voor de converter en de aangesloten transducers.
De typische controles zouden de volgende onderdelen moeten
bevatten:
• Controleer de LED-status van de converter. Wanneer de
converter correct werkt, moet de status-LED aan zijn.
• Controleer de kalibratie-instellingen van de transducers.
Wind, snelheid en zeetemperatuur, diepte etc. Zorg ervoor dat
instrumentgegevens nauwkeurig zijn en beschikbaar op alle
betreffende displays en instrumenten.
D12135-1
• Controleer de LED-status van de transducer. Wanneer
transducers niet correct werken, verwijder dan het voorpaneel
van de converter om de LED-statusindicator van de transducers
te zien.
• Controle stuurautomaat. Controleer of de stuurautomaat werkt
zoals verwacht en of de koers- en roerinformatie beschikbaar is
op alle betreffende displays en instrumenten.
Opmerking: Op stuurautomaatsystemen moet de
roerstandterugmelder en het fluxgate-kompas direct zijnb
aangesloten op de koerscomputer.
Alle controles moeten worden uitgevoerd in een veilig en bekende
omgeving en overeenkomstig de instructies die bij ieder product
zijn meegeleverd.
iTC-5