Gebruikshandleiding
Alarmen aansluiten
Figuur 8 — Alarm invoeraansluitingen
OPMERKING: Om aansluitingen aan te brengen op het alarmaansluitblok drukt u de
knop in, houd deze ingedrukt en steek de kabel in de opening onder de knop. Trek na het
loslaten van de knop voorzichtig aan de kabel om er zeker van te zijn dat hij is
aangesloten. Als u een kabel wilt verwijderen, druk op de knop boven de kabel, houd
deze ingedrukt en trek de kabel eruit.
AI 1 t/m 16 (Alarm in)
U kunt externe apparaten gebruiken om de DVR te instrueren te reageren op gebeurtenissen. U
kunt mechanische of elektrische schakelaars aansluiten op de AI (Alarm in) en GND (geaarde)
aansluitingen. De drempelspanning is 4,3 V en moet ten minste 0,5 seconde stabiel zijn om te
kunnen worden gevonden. Zie Hoofdstuk 3 — Configuratie voor de configuratie van
alarminvoer.
GND (Geaard)
OPMERKING: Alle aansluitingen die zijn aangemerkt met GND zijn dezelfde.
Sluit de aardekant van de Alarminvoer en/of alarmuitvoer aan op de GND-aansluiting.
AO 1 t/m 16 (Alarm uit)
Figuur 9 — Alarm Output aansluitingen
De DVR kan externe apparaten activeren zoals alarmtonen en indicatoren. Sluit het apparaat
aan op de AO (Alarm uit) en GND (Geaarde) aansluitingen. AO is een actieve, lage en open
collectoruitvoer die 5mA@12V en 30 mA@5V verzinkt. Zie Hoofdstuk 3 — Configuratie voor
de configuratie van alarmuitvoer.
ARI (Alarmreset in)
Figuur 10 — Alarm reset input aansluitingen
6