2
1
Figuur 35
1. Motor van de messenkooi
3. Zet de motor in de opbergruimte op de voorkant
van de ophangarm (Figuur 36).
Figuur 36
Opmerking: Als u de maaimessen slijpt, de
maaihoogte instelt of onderhoudswerkzaamheden
aan een maaidek verricht, moet u de motoren van de
messenkooien van het maaidek in de opbergruimte
op de voorkant van de ophangarmen plaatsen om
beschadiging te voorkomen.
Belangrijk: Breng de ophanging niet omhoog
in de transportstand als de messenkooimotoren
zich in de houders in het frame van de
machine bevinden. Dit kan schade aan de
motoren of slangen tot gevolg hebben. Als u
de tractie-eenheid moet verplaatsen terwijl de
maaidekken niet gemonteerd zijn, bevestig
deze dan met kabelklembanden aan de
ophangarmen.
4. Open de vergrendelingen op de stang van de
ophangarm van het maaidek dat u wilt verwijderen
(Figuur 32).
5. Maak de vergrendelingen van de stang van het
maaidek los.
g014605
2. Motorbevestigingsstang
g014608
6. Rol het maaidek onder de ophangarm vandaan.
7. Herhaal indien nodig stap 2 tot en met 6 voor de
andere maaidekken.
Toerental van de
messenkooien instellen
Om ervoor te zorgen dat de maaikwaliteit constant
en van hoog niveau blijft en het gazon na het maaien
een gelijkmatig uiterlijk krijgt, is het belangrijk dat de
toerentalregeling van de messenkooien (die zich op het
verdeelstuk onder de klep links van de stoel bevindt)
juist is afgesteld.
U stelt de toerentalregeling van de messenkooien als
volgt in:
1. Selecteer de maaihoogte waarop de maaidekken zijn
ingesteld.
2. Kies de rijsnelheid die het meest geschikt is voor
de maaiomstandigheden.
3. Met behulp van de bijbehorende grafiek (zie
Figuur 37) voor maaidekken met 5, 8, 11 of
14 messen kunt u de juiste instelling voor de
toerentalregeling van de messenkooien bepalen.
4. Om het toerental in te stellen, draait u aan de knop
(Figuur 38) tot de wijzer de gewenste instelling
aangeeft.
32
Figuur 37
g014736