Instellen van de trimhoek bij stationair lopende motor
De uitlaatontlastingsopening op de buitenboordmotor kan onder water raken als de buitenboordmotor
maximaal wordt getrimd terwijl hij stationair loopt. Dit veroorzaakt uitlaatverstopping, onregelmatig stationair
toerental, overmatige rookproductie en vervuiling van de bougies. Als dit het geval is, trimt u de
buitenboordmotor omhoog tot de uitlaatontlastingsopening weer boven water is. De buitenboordmotor moet
omlaag gebracht worden voor snelheidsvermeerdering na een staande start of vanuit stationaire snelheid.
Procedure voor inlopen van de motor
BELANGRIJK: Als de inloopprocedures voor de motor niet in acht worden genomen, kan de motor slechter
presteren gedurende zijn gehele levensduur en kan er motorschade ontstaan. Volg altijd de
inloopprocedures.
BENZINE/OLIEMENGSEL TIJDENS INLOOPPERIODE
Gebruik geen pre-mix benzine en olie tijdens de inloopperiode. De motor krijgt via het olie-inspuitsysteem
automatisch extra olie tijdens het inlopen.
INLOOPPROCEDURE
1.
Laat de motor tijdens het eerste bedrijfsuur 30-60 seconden warmlopen.
a. Laat de motor lopen met verschillende gasinstellingen, het grootste deel van de tijd tussen 3000
en 4500 omw/min of met driekwart gas.
b. Wijzig het motortoerental ongeveer elke twee minuten en laat de motor niet meer dan tien minuten
achter elkaar stationair draaien. Korte stoten vol gas van niet meer dan tien seconden zijn
aanvaardbaar.
c. Trim de buitenboordmotor tijdens gebruik niet verder naar buiten (omhoog) dan verticaal.
NB: De bestuurder is altijd verantwoordelijk voor veilig vaargedrag. Een onjuiste trimhoek van de
buitenboordmotor kan bij varen op snelheid problematisch en gevaarlijk zijn. Het aangeven van deze
specifieke trimhoek is bedoeld als hulp aan de bestuurder voor het bepalen van de juiste belasting van de
motor.
2.
Verander gedurende de volgende drie bedrijfsuren het motortoerental elke tien minuten.
De motor starten
Lees voordat u de motor start Controlelijst vóór het starten, de speciale bedieningsinstructies en de
Procedure voor inlopen van de motor in het onderdeel Bediening .
BEDIENING
26
28423
nld