6.
KOELMIDDELLEIDINGWERK
Voor installateurs van leidingen
• Open nooit de afsluiter totdat dit wordt voorgeschreven in "8. TER
PLAATSE TE VOORZIEN BEDRADING" en "9-3 Controle van de
apparatuur en de installatiecondities".
• Gebruik geen vloeimiddel bij het solderen en aansluiten van de
koelmiddelleidingen. Gebruik fosfor-kopersoldeer (BCuP-2: JIS
Z 3264/B-Cu 93P-710/795: ISO 3677) waarvoor geen vloeimiddel
nodig is. Vloeimiddel op chloorbasis veroorzaakt corrosie van de
leidingen. Als dit bovendien fluor bevat, heeft het vloeimiddel een
nadelige invloed op de koelmiddelleidingen, zoals aantasting van
de koelcompressorolie.
Opmerking
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
Wanneer er lange rechte leidingen zijn gemonteerd, moeten de
nodige tegenmaatregelen worden genomen om vervorming door
thermische belasting te voorkomen.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Alle leidingen buiten de unit moeten door een erkende
koelinstallatiemonteur worden geïnstalleerd en moeten voldoen
aan de plaatselijke en nationale wetgeving.
[Voorzorgsmaatregelen bij hergebruik van bestaande
koelleidingen/warmtewisselaars]
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande
koelleidingen/warmtewisselaars.
Dit om een defect als gevolg van foutief functioneren
te voorkomen.
• Gebruik bestaande leidingen niet in de volgende gevallen.
Gebruik in deze gevallen nieuwe leidingen.
• De maat van de leidingen is verschillend.
• De sterkte van de leidingen is onvoldoende.
• De compressor van het voorheen gebruikte CONVENI-PACK
heeft een defect veroorzaakt.
Er bestaat kans op een schadelijke invloed van resterende
bestanddelen, zoals oxidatieresten van koelolie en andere
afzettingen.
• Als de binnenunit of buitenunit langdurig van de leidingen
losgekoppeld is geweest.
Er bestaat kans op binnendringen van water en stof in
de leidingen.
• De koperleiding is gecorrodeerd.
• Het koelmiddel van het voorheen gebruikte CONVENI-PACK
was een ander koelmiddel dan R410A (bijv. R404A / R507
of R407C).
Er bestaat kans op vervuiling van het koelmiddel door
heterogeniteit.
• Als er gelaste verbindingen op de lokale leidingen zijn, moet
u de gelaste verbindingen op gaslekkage controleren.
• Zorg dat de verbindingsleidingen geïsoleerd worden.
De temperatuur van de vloeistof- en gasleidingen is als volgt:
Minimale ingaande temperatuur van vloeistofleiding
20°C (aircozijde)
5°C (koelingzijde)
Minimale ingaande temperatuur van gasleiding:
0°C (aircozijde)
–20°C (koelingzijde)
Als de dikte van het isolatiemateriaal onvoldoende is, moet u extra
isolatiemateriaal gebruiken of het bestaande isolatiemateriaal
vernieuwen.
• Vernieuw het isolatiemateriaal als dit versleten is.
Neem de volgende punten in acht bij hergebruik van bestaande
warmtewisselaars
• Apparaten met een lage ontwerpdruk (dit product is een R410A
unit) vereisen een lage-trap ontwerpdruk van 2,5 MPa [25 bar].
• Apparaten waarbij het pad naar de warmtewisselaar zo loopt dat
het koelmiddel van beneden naar boven stroomt.
• Apparaten met koperen buizen of een verroeste ventilator.
• Apparaten die vervuild zijn met vreemde bestanddelen zoals
afval of vuil.
Installatiehandleiding
7
LRYEQ16A7Y1
CONVENI-PACK
4P448939-1A – 2016.07