3 Aanwijzingen en omschrijving van het systeem
3.5.3
Aardingsvoorziening voor het noodstroomnet
Bij TN- en TT-systemen moet ter bescherming tegen indirecte aanraking van spanningvoerende onderdelen de nulleider
worden geaard. De aarding vindt in het openbare stroomnet meestal plaats bij de transformator van het
laagspanningsnet.
Bij omschakelinrichtingen met scheiding van alle polen worden bij uitval van het openbare stroomnet alle polen van het
noodstroomnet van het openbare stroomnet gescheiden. Door de scheiding is de nulleider in het noodstroomnet niet
geaard. Daarom moet in omschakelinrichtingen van noodstroomsystemen waarin alle polen worden gescheiden een
aardingsvoorziening aanwezig zijn, die de nulleider bij uitval van het openbare stroomnet aardt.
De aardingsvoorziening biedt de nodige bescherming bij indirecte aanraking van spanningvoerende onderdelen.
De aardingsvoorziening is faalveilig opgebouwd.
Als de nulleider van het noodstroomnet met het openbare stroomnet is verbonden, mag binnen het noodstroomnet geen
verdere aarding plaatsvinden. Daarom scheidt de aardingsinrichting de verbinding tussen nulleider en aarde, zodra de
omschakelinrichting het noodstroomnet met het openbare stroomnet verbindt.
Schakelomschrijving van de aardingsvoorziening
De contactors Q3 en Q4 vormen de aardingsvoorziening (zie hoofdstuk 4.1 "Eenfasig noodstroomsysteem",
pagina 21). De contactors Q3 en Q4 worden gestuurd door de beide multifunctionele relais van de
Sunny Island-omvormer. De contactor Q3 wordt parallel met contactor Q2 van de koppelschakelaar gestuurd. Als de
contactor Q2 in de ruststand terugvalt en de koppelschakelaar wordt geopend, verbindt de contactor Q3 de nulleider
in het noodstroomnet met de aardleiding. Daarnaast wordt de contractor Q4 gestuurd door de multifunctionele relais
Relay2 van de Sunny Island. Als het multifunctionele relais Relay2 aantrekt, trekt de contactor Q4 aan en verbindt
eveneens de nulleider met de aardleiding. Deze opbouw garandeert dat de nulleider van het noodstroomnet altijd met
aarde is verbonden.
3.5.4
Fasekoppeling voor eenfasige noodstroomsystemen
Bij eenfasige noodstroomsystemen is bij uitval van het openbare stroomnet het noodstroomnet eenfasig. Als het
noodstroomnet driefasig is geïnstalleerd, kan slechts een deel van de verbruikers van stroom worden voorzien.
De fasekoppeling maakt een samenvatting van de fasedraden binnen het noodstroomnet mogelijk. Daardoor worden
ook de beide andere fasedraden van spanning voorzien. Dat betekent dat bij een uitval van het openbare stroomnet een
driefasig noodstroomnet in een eenfasig verdeelnet wordt veranderd.
De fasekoppeling kan voor de andere fasedraden onafhankelijk worden ingeschakeld. De fasekoppeling is uitsluitend
geschikt voor noodstroomsystemen met eenfasige PV-omvormers en eenfasige verbruikers.
Schakelbeschrijving van de fasekoppeling
De contactor Q6 vormt de fasekoppeling. Als bij de Sunny Island het multifunctionele relais Relay2 aantrekt, trekt de
contactor Q6 aan en verbindt de spanningsloze fasedraden via de leidingbeveiligingsschakelaars F3 en F4 met de
onder spanning staande fasedraad.
Als het openbare stroomnet uitvalt, wordt eerst de met de Sunny Island verbonden fasedraad van spanning voorzien.
Vervolgens schakelt de fasekoppeling de beide andere fasedraden erbij. Zodra het openbare stroomnet weer
beschikbaar is, scheidt de fasekoppeling de samengevatte fasedraden weer. Alleen de fasedraad die met de
Sunny Island is verbonden, wordt niet onderbroken als de verbinding met het openbare stroomnet weer wordt hersteld.
20
Ersatzstrom-IS-nl-32
SMA Solar Technology AG
Beknopte installatiehandleiding