- Voertuig dat niet voorzien is van een waterdicht schot tussen de cabine en het
compartiment waarin het gas wordt getransporteerd.
- Voertuig waarin compartiment waarin het gas wordt getransporteerd niet continu
geventileerd wordt.
- Voertuig waarvan het ontwerp en de compatibiliteit van materialen en gebruikte
apparatuur niet voldoet aan de specifieke eigenschappen van het getransporteerde gas.
- Voertuig zonder bevestigingssysteem en bevestiging voor elk type gascel die wordt
getransporteerd.
- Voertuig dat niet uitgerust is met een brandblusser.
Het cryogene apparaat mag niet buiten worden opgeslagen.
Tijdens verplaatsingen moet er bijzondere aandacht aan de klep worden besteed, om
mechanische schokken te voorkomen.
20 |
V O Y A G E U R – G e b r u i k e r s h a n d l e i d i n g