Maaien
1. Snijhoogte afstellen door de topstang (16) af te
stellen (maaischijven in een hoek van maximaal
5°).
2. Om te maaien wordt de aftakas buiten het
te maaien gewas ingeschakeld en wordt de
machine langzaam op toeren gebracht.
Door het aandrijftoerental gelijkmatig te verhogen worden
systeembepaalde bijgeluiden in de vrijloopkoppeling
vermeden.
- De rijsnelheid wordt mede bepaald door gewas- en
terreinomstandigheden.
Instelling:
15
15
- Aanbouwraam moet horizontaal zijn (15)
- De hefstangen begrenzen om zijwaartse speling te
voorkomen.
Achteruitrijden
Bij achteruitrijden of omkeren de maaier optillen!
2000-NL INGEBRUIKNAME_3843
Collisiebeveiliging
Bij het maaien rond bomen, afrasteringen e.d. kan het
ondanks de nodige voorzichtigheid tijdens het werken
toch tot een aanraking van de maaibalk met een object
komen. Om daarbij beschadigingen te voorkomen is de
maai-eenheid voorzien van een botsingsbeveiliging.
AANWIjZING
Materiële schade - De botsingsbeveiliging is niet
bedoeld om bij volle vaart schade aan de machine
te voorkomen.
•
Pas uw snelheid aan.
•
Rijd op zicht.
Het terugzwenken gebeurt automatisch via een gasdruk-
tank.
TIP
De tegendruk van de botsingsbeveiliging (= druk in de
gasdruktank die moet worden overwonnen) kan worden in-
gesteld. Zie hoofdstuk 'Ontlasting en botsingsbeveiliging'
- 55 -
NL
gebruIk