Aandrijfriemspanning controleren:
• Na 1u, na 5u, na 20u en daarna af en toe.
Instelmaat: 0,5 - 3 mm afstand van de volgring (2) tot de console (1) in de lijn die overeenkomt met de cardanassnelheid.
• Naspannen is noodzakelijk, als de afstand van de volgring (2) tot de console (1) meer dan 3 mm bedraagt.
lET OP
Risico van materiële schade aan kogellagers en assen door te strak aangespannen aandrijfriemen.
•
Controleer of de instelmaat correct werd ingesteld.
•
Controleer of de instelmaat tot de juiste cardanassnelheid werd gemeten.
zichtcontrole van de aandrijfriem op beschadiging:
tegelijkertijd met de spanningscontrole en bij reële verdenking
• Als een aandrijfriem is beschadigd of uitgerekt, moeten alle 4 aandrijfriemen worden vervangen.
1900-DE WARTUNG_3741
Aandrijfriemaandrijving
1
- 34 -
OnderhOud en reparatie
2
NL