GEBRUIK
Let op:
Deze gebruiksaanwijzing geldt voor verschillende
uitvoeringen. Het is mogelijk dat er kenmerken
worden beschreven die niet van toepassing zijn
op uw afzuigkap.
Het typenummer staat op een sticker aan de
binnenzijde van de afzuigkap vermeld, die zichtbaar
wordt zodra het filter uit de afzuigkap genomen wordt.
De afzuigkap dient toegepast te worden boven
een kookplaat in een huishoudelijke situatie en
wordt gemonteerd aan het plafond. De afzuigkap
dient de kookplaat in zijn geheel overbruggen.
Luchttoevoer
Bij gebruik van de afzuigkap dient er in de ruimte
altijd een luchttoevoer aanwezig te zijn, waardoor
verse lucht kan toestromen. Het aanvoeren van
verse lucht kan geschieden door een raam of
een buitendeur enigszins te openen of door een
toevoerrooster aan te brengen.
Hoe groot de keuken of de ruimte met open keuken
ook is, er kan slechts zoveel lucht uit de ruimte
worden afgezogen als er wordt toegevoerd. Een
te klein of het ontbreken van luchttoevoeropening
zal de afzuigcapaciteit van de afzuigkap doen
afnemen.
Door te weinig luchttoevoer kan terugslag
ontstaan in andere aanwezige afvoerkanalen,
bijvoorbeeld via het rookafvoerkanaal van de
openhaard of andere verbrandingstoestellen.
Dit veroorzaakt een vergiftigingsgevaar door
teruggezogen gassen en verbrandingsgassen.
Veiligheid
• Blijf voortdurend toezicht houden bij het frituren
onder de afzuigkap.
• Flambeer nooit onder de afzuigkap.
• In geval van vlam in de pan schakel altijd de
afzuigkap uit.
• Blus brandende vetten nooit met water, maar
dek de pan af met een passend deksel of een
blusdeken.
Tips
De kookdampen worden het meest doeltreffend
verwijderd door:
• De afzuigkap enkele minuten voor het koken
aan te zetten.
• De afzuigkap ongeveer 10 minuten na het
beëindigen van het koken uit te zetten.
• Vermijd tocht boven de kookplaat.
• Plaats de pannen op de kookplaat zodanig dat de
kookdampen goed onder het aanzuigoppervlak
van de afzuigkap terechtkomen.
• Koken met inductie: zodra de inhoud van de pan
kookt, stel de intensiteit van de kookplaat lager
om overproductie van dampen te beperken.
BEDIENING
Aan de onderzijde van de afzuigkap bevindt zich
het bedieningspaneel.
① aan / uit toets
② snelheid verlagen
③ snelheid verhogen
④ verlichting
⑤ en ⑥ LED indicatie snelheid
Ventilator in- en uitschakelen
Om de motor in te schakelen drukt u op toets
①. De afzuigkap wordt altijd opgestart vanuit de
laatst gebruikte functie (verlichting en/of motor).
Met toets ② kan de motor uitgeschakeld worden
en blijft de verlichting branden.
Auto-Stop
Om te vermijden dat de afzuigkap aan zou blijven
staan, wordt de motor automatisch na 3 uur
uitgeschakeld (enkel indien tijdens die 3 uur de
bediening niet werd gewijzigd). De motor wordt
uitgeschakeld. De verlichting van de afzuigkap
blijft branden.
Uitschakelen met naloopstand
Om de naloopstand in te stellen drukt u éénmaal
op toets ①. De eerste LED knippert, de andere
LED's branden op de laatst ingestelde stand.
Na 10 minuten schakelen motor en verlichting
automatisch uit.
Uitschakelen zonder naloopstand
Tweemaal drukken op toets ①.
Ventilatorsnelheid
Om de snelheid te verlagen drukt u op toets ②.
Om de snelheid te verhogen drukt u op toets ③.
De LED's geven de snelheid aan die in werking
is. De drie groene LED's ⑤ geven stand één tot
drie aan, het rode LED ⑥ geeft de intensiefstand
aan. De intensiefstand wordt alleen gebruikt bij
een sterke ontwikkeling van geur, rook of damp.
Rekening houdend met de grote hoeveelheid
lucht dat afgevoerd wordt, moet het gebruik tot
een minimum beperkt worden.
De intensiefstand schakelt na 20 minuten
automatisch terug naar stand 3.
Verlichting
Om de verlichting in of uit te schakelen drukt u
op toets ④. De verlichting schakelt steeds op vol
vermogen aan en kan gebruikt worden wanneer
de ventilator is uitgeschakeld.
NL 19