Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Veiligheid op de eerste plaats
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en –stickers in
het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze
informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel
oplopen.
Bedieningsorganen
Gaspedaal
Het gaspedaal (Fig. 14) biedt de bestuurder de
mogelijkheid de rijsnelheid van het voertuig te regelen. Als
u het pedaal intrapt, start u de motor. Trapt u het pedaal
verder in, dan verhoogt u de rijsnelheid. Als u het pedaal
laat opkomen, vermindert de snelheid van het voertuig en
stopt de motor. De maximumsnelheid vooruit is 29 km per
uur.
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u het voertuig tot stilstand brengen
of de snelheid verminderen (Fig. 14).
Voorzichtig
Versleten of verkeerd afgestelde remmen kunnen
lichamelijk letsel veroorzaken.
Als de vrije slag van het rempedaal tot de vloer
van het voertuig minder dan 2,5 cm bedraagt,
moeten de remmen worden afgesteld of
gerepareerd.
2
1
Figuur 14
1. Gaspedaal
m–5908
2. Rempedaal
19
Parkeerrem
De parkeerrem bevindt zich tussen de stoelen (Fig. 15).
Steeds als de motor wordt afgezet, moet u de parkeerrem in
werking stellen om te voorkomen dat het voertuig per
ongeluk in beweging komt. Om de parkeerrem in werking
te stellen, moet u de hendel naar achteren trekken. Om de
parkeerrem vrij te zetten, moet u de hendel naar voren
duwen. Als u het voertuig op een steile helling parkeert,
moet u erop letten dat de parkeerrem in werking is gesteld.
Plaats blokjes achter de wielen om te voorkomen dat het
voertuig de helling afrolt.
Figuur 15
1. Parkeerremhendel
1
m–5909