Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Belangrijk; Carteroliepeil Controleren; Remvloeistofpeil Controleren; Bandenspanning Controleren - Toro Workman 2110 Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor Workman 2110:
Inhoudsopgave

Advertenties

3. Plaats de vuldoppen terug en sluit een acculader van 3–4
A aan op de accupolen. Laad de accu op gedurende 4 tot
8 uur bij 3–4 A (12 V). De accu niet te ver opladen.
Waarschuwing
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot
ontploffing kunnen komen.
Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor
dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu
komen.
4. Als de accu is opgeladen, haalt u de acculader uit het
stopcontact en maakt u deze los van de accuklemmen.
5. Verwijder de vuldoppen. Giet langzaam accuzuur in
elke cel totdat het zuurpeil tot aan de VOL-streep staat.
Plaats de vuldoppen terug.

Belangrijk

Laat de accu niet te vol worden. Er zal dan
accuzuur naar buiten stromen over andere delen van het
voertuig. Dit kan ernstige corrosie en beschadiging
veroorzaken.
6. Monteer de accu; zie Accu monteren, blz. 36.

Carteroliepeil controleren

Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het
oliepeil moet echter worden gecontroleerd voordat en nadat
de motor voor de eerste keer is gestart.
1. Plaats het voertuig op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone
doek (Fig. 10). Steek de peilstok in de buis. Let erop dat
de peilstok er volledig in schuift. Haal de peilstok eruit
en controleer het oliepeil.
Figuur 10
1. Peilstok
2
1
2. Dop van vulbuis
16
3. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken
van het klepdeksel (Fig. 10) en voldoende olie bijvullen
totdat het peil de VOL-markering op de peilstok bereikt;
zie Motoroliepeil controleren, blz. 26, voor juiste type
olie en viscositeit. Vul de olie langzaam bij en controleer
daarbij veelvuldig het peil. Niet te vol vullen.
4. Plaats de peilstok weer stevig op zijn plaats.

Remvloeistofpeil controleren

Controleer het remvloeistofpeil voordat de motor voor het
eerst wordt gestart; zie Onderhoud van de remmen, blz. 29.

Bandenspanning controleren

U moet de bandenspanning om de 8 bedrijfsuren of
dagelijks controleren om er zeker van te zijn dat deze
correct is.
De luchtdruk in de voor- en achterbanden moet liggen
tussen 55–152 kPa (8–22 psi).
De benodigde bandenspanning is afhankelijk van de nuttige
lading die wordt vervoerd. Een lagere bandenspanning
leidt tot minder compactie. Bovendien rijdt het voertuig
dan gemakkelijker en wordt de vorming van bandensporen
beperkt. Een lagere bandenspanning moet worden
vermeden als een zware nuttige lading wordt vervoerd bij
hoge snelheden.
De bandenspanning moet hoger zijn als een zware nuttige
lading wordt vervoerd bij hoge snelheden. Zorg ervoor dat
de maximale bandenspanning niet wordt overschreden.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

0727707277tc

Inhoudsopgave