SATEL
&S0 en S00:000 te bevatten. In zo'n geval is het modem klaar voor gebruik met het
alarmsysteem.
3. Indien enig parameter ingesteld is op een andere waarde (bijv. Q2 in plaats van Q0), stel
dit dan juist in. Een commando invoeren voor de parameter instelling bevat altijd de prefix
AT en de benodigde parameter (bijv. als E0 V0 in het profile staat, dan het commando
voor de juiste waarde is ate1v1, waarna het modem met "OK" zal antwoorden.
4. Voer het AT&W0 commando in om de instellingen op te slaan in "profile 0".
5. Voer het atz commando in gevolgd door het at&v commando om te controleren of alle
parameters juist zijn opgeslagen. De instellingen in het ACTIVE PROFILE dien hetzelfde
te zijn als het STORED PROFILE 0 (opmerking: meestal bevat het STORED PROFILE
minder parameters dan in het ACTIVE PROFILE, wat normaal is).
Om het S0 modem register in te stellen gebruik het ATS0=0 commando (in Fig. 18,
zijn de modem register instellingen anders weergegeven S00: 000).
Bij het herstarten van het modem zal het alarmsysteem het ATZ commando geven,
welke de parameters van "profile 0" instelt. Om deze reden worden de huidige
instellingen van de parameters erin vermeld. 2 ("ACTIVE PROFILE") is irrelevant,
maar is belangrijk dat deze juist is ingesteld in het "profile 0".
5.15 Aansluiten van een printer
De RS-232 poort van het alarmsysteem maakt het mogelijk om een printer aan te sluiten.
Het alarmsysteem kan gebeurtenissen uitprinten in een "gecomprimeerd" formaat (een
enkele gebeurtenis wordt geprint op een lijn en kan tot 80 karakters bevatten) of "uitgebreid"
formaat, met namen van zones, blokken, gebruikers en modules (de gebeurtenissen zullen
dan op twee lijnen geprint worden met tot 80 karakters per lijn; (de omschrijvingen van een
enkele gebeurtenis worden geprint op één lijn op printers welke tot 132 karakters per lijn
kunnen printen).
Afb. 18. Juiste instellingen van een extern modem.
INTEGRA
29