12
Indien u twisted-pair kabel gebruikt, onthoud dan dat de DTM en CKM / DT en CK /
DT1 en CK1 / DT2 en CK2 (data en clock) signalen nooit door één twisted ader paar
mogen lopen.
Het is aan te bevelen afzonderlijke kabels te gebruiken voor de bediendeel bus en de
uitbreiding bus.
De dwarsdoorsnede van de voedingskabels moeten zo worden bepaald, dat tussen de
voeding en het te voeden apparaat, het voltage niet meer zakt dan 1 V t.o.v. het
uitgangsvoltage.
Om een goede werking van het systeem te garanderen, is het belangrijk er voor te zorgen
dat de capacitieve weerstand van de bekabeling zo laag als mogelijk is. Wanneer de
afstanden tussen de apparaten te groot zijn dan is het mogelijk voor elk signaal meerdere
aders parallel aan te sluiten, om zo de geleidingsweerstand te verminderen. Dit kan echter
leiden tot een verhoging van de capacitieve weerstand. Indien het alarmsysteem,
bediendelen en uitbreidingen aangesloten zijn met bekabeling welke een te hoge weerstand
of capacitieve weerstand hebben, dan kan dit er voorzorgen dat deze niet correct
functioneren (bijvoorbeeld: het alarmsysteem kan apparaten op de bus niet identificeren,
apparaten worden als "niet aanwezig" gerapporteerd, etc.). Bij het selecteren van de kabel
dient u rekening te houden met de aanbevolen ader doorsnede en afstanden, welke vermeld
worden in de tabellen van de diverse apparaten.
Onthoud bij het bekabelen dat er voldoende ruimte zit tussen de laag voltage kabels en de
230 V AC kabels. Vermijd het parallel lopen van de signaalkabels aan de 230 V AC kabels of
in de nabijheid van deze.
5.4
Installatie van de hoofdprint
De print bevat elektronische componenten welke gevoelig zijn voor elektrische
ladingen.
U dient alle bekabeling, aansluitingen en installaties van apparaten te voltooien
voordat u de accu en AC voeding aansluit op het alarmsysteem.
Het alarmsysteem dient inpandig te worden geïnstalleerd, in ruimtes met een normale
luchtvochtigheid. Het alarmsysteem dient te worden beveiligd tegen ongeautoriseerde
toegang.
Een permanente 230 V AC voeding met randaarde dient aanwezig te zijn in de ruimte waar
het systeem geïnstalleerd gaat worden.
5.4.1
Beschrijving van de hoofdprint
Beschrijving van de aansluitingen:
AC
COM
OUTn
+KPD
DTM
Installatie handleiding
- voedingsingangen
- common ground.
- programmeerbare uitgangen (n=uitgangsnummer):
hoogvermogen:
laagvermogen:
- specifieke voedingsuitgang voor het aansluiten van apparaten op de
bediendeel bus (13.6...13.8 V DC)
- bediendeel bus data
OUT1...OUT2 (INTEGRA 24 en INTEGRA 32)
OUT1...OUT4 (INTEGRA 64 en INTEGRA 128)
OUT3...OUT4 (INTEGRA 24)
OUT3...OUT8 (INTEGRA 32)
OUT5...OUT16 (INTEGRA 64 en INTEGRA 128)
SATEL