XC-80
omgevingscompensator
Golflengtecompensatie is alleen van toepassing op lineaire metingen. Voor
andere metingen (hoek, vlakheid, rechtheid e.d.) zijn omgevingsinvloeden van
veel minder belang, aangezien veranderingen in de omgeving zowel de meet- als
de referentiebundels in vergelijkbare mate beïnvloeden.
Luchtsensoren positioneren
Luchttemperatuursensoren positioneren
WAARSCHUWING
Om zeker te zijn van thermische stabiliteit moet de luchttemperatuursensor al zo'n
15 minuten in de meetomgeving zijn voordat het meten begint.
De luchttemperatuursensor dient zo dicht mogelijk bij het meetpad van de
laserbundel geplaatst te worden, en ongeveer halverwege langs de as van
verplaatsing. Plaats de sensoren niet vlakbij vaste warmtebronnen (zoals
motoren) of in koude tocht.
Als u lange assen meet, controleer dan of er luchttemperatuurgradiënten zijn.
Als de luchttemperatuur meer dan 1 °C verandert langs de as, gebruik dan
een ventilator om de lucht te laten circuleren. Dit is vooral van belang bij lange
verticale assen, omdat de kans op temperatuurgradiënten daar groter is. Leid
signaalkabels van sensoren niet langs grotere elektrische interferentiebronnen,
zoals zeer krachtige of lineaire elektromotoren.
Voor eenvoudige montage hebben de luchttemperatuursensoren een doorgaand
gat, zodat ze op een oppervlak vast te schroeven zijn.
Sensoren voor luchtdruk en relatieve vochtigheid
De druk- en vochtigheidssensoren zijn gemonteerd binnen de behuizing van de
XC omgevingscompensator. In het algemeen is het niet nodig om de luchtdruk en
de relatieve vochtigheid in de directe nabijheid van het bundelpad te meten. Dit
komt doordat grote variaties in druk en vochtigheid nodig zijn om een significante
meetfout te veroorzaken, terwijl in allebei verspreid over het werkgebied normaal
gesproken maar weinig variatie is. De sensor voor relatieve vochtigheid mag
echter niet geplaatst worden in de buurt van warmte- of droogtebronnen.
Ook is het belangrijk dat de vochtigheidssensor niet afgedekt wordt door de
manier van monteren.
Bij kalibratie van een verticale as van meer dan 10 meter lengte is het verder aan
te raden om de druksensor op een hoogte van halverwege de verplaatsingsas te
monteren.
Compensatie voor thermische materiaaluitzetting
De internationale referentietemperatuur die de kalibratiegemeenschap toepast
is 20 °C, en CMM's en bewerkingsmachines worden normaal gekalibreerd
met deze temperatuur als referentie. In een gewone fabrieksomgeving, waar
precieze temperatuurbeheersing vaak niet aanwezig is, zal de machine niet deze
temperatuur hebben. Omdat de meeste machines uitzetten en krimpen met de
temperatuur mee, kan zo een fout ontstaan in de kalibratie.
Om deze kalibratiefout te vermijden bevat de software voor lineaire meting
een mathematische correctie, die compensatie voor thermische uitzetting of
'normalisatie' wordt genoemd en wordt toegepast op de lineaire lasermetingen. De
software normaliseert de metingen met behulp van de uitzettingscoëfficiënt (die
met de hand ingevoerd moet worden) en een gemiddelde machinetemperatuur
die met de XC compensator gemeten wordt. Het doel van deze correctie is het
inschatten van de laserkalibratieresultaten die verkregen zouden zijn indien de
machinekalibratie was uitgevoerd bij 20 °C.
8