XC-80
omgevingscompensator
Automatische compensatie
Automatische omgevingscompensatie maakt gebruik van de XC
omgevingscompensator om de lasergolflengte te compenseren en te
compenseren voor thermische uitzetting van het materiaal. Als een kalibratie
uitgevoerd wordt in een omgeving waarin de atmosferische omstandigheden
waarschijnlijk gaan variëren tijdens de test, dan is automatische compensatie
sterk aan te raden.
Voor automatische compensatie sluit u eerst de lucht- en
materiaaltemperatuursensoren aan op de betreffende aansluitingen aan de zijkant
van de XC compensator. Meer informatie vindt u bij de omgevingssensoren. Sluit
daarna de XC compensator aan op de pc
met behulp van de meegeleverde USB-
kabel.
In Capture geeft het XC volgscherm aan
dat de XC compensator beschikbaar
is. De omgevingscompensatie wordt nu
automatisch uitgevoerd.
Metingen van de XC compensator worden
om de zeven seconden opgenomen,
en dan gebruikt om de lasermetingen
dienovereenkomstig te compenseren. Meer
informatie vindt u bij de bijwerkcyclus van
de XC compensator.
Om te definiëren welke omgevingsfactoren
standaard gebruikt worden, kiest
'meer', 'instellingen' en dan
'omgevingsfactoren'.
WAARSCHUWING
Voor de start van elke kalibratiecyclus:
Zorg ervoor dat de te kalibreren machine voldoende in bedrijf was om zijn
aandrijving en de meetschaal van de te kalibreren as op te warmen.
Let erop dat de juiste waarde is ingevoerd voor de thermische
uitzettingscoëfficiënt door aanpassing van de compensatieparameter voor
materiaaluitzetting.
Bijwerkcyclus van de XC compensator
Om de zeven seconden wordt van een van de zes omgevingssensoren een
meting opgenomen en doorgegeven aan de pc. Met deze meting wordt de factor
voor omgevingscompensatie bijgewerkt. De volgorde waarin de metingen van de
omgevingssensoren worden opgenomen is als volgt: luchttemperatuur, relatieve
vochtigheid, luchtdruk, en de drie materiaaltemperaturen.
u
12