De projector installeren
c
Druk op de knop [Distortion] op het bedieningspaneel.
d
Druk op de knop [ ][ ] om het beeld scherp te stellen van het
omliggende gebied.
Als het midden onscherp is na het aanpassen van het omringende
beeld, herhaalt u stappen 1 tot 2.
a
U kunt ook de vervorming in de beelden aanpassen met de
afstandsbediening. Na het aanpassen van de scherpstelling in het
midden van de lens met de knoppen [Focus] [+] en [-], Gebruikt u de
knoppen [Distortion], [+] en [-] om het omgevende beeld aan te
passen.
Registreren en laden van lensaanpassingswaarden
U kunt een lenspositie registreren waarvan lensverschuiving, zoom, focus en
vervorming werden aangepast in het geheugen, en deze laden wanneer dat
nodig is. U kunt maximaal 10 waarden registreren.
a
• Als u uw lens niet had gekalibreerd, wordt een bericht weergegeven
wanneer u een geheugen opslaat. Selecteer Ja om de lens te
kalibreren.
• Wanneer een geheugen wordt geladen komt de lenspositie mogelijk
niet overeen met de lenspositie toen het geheugen was opgeslagen.
• Als er een groot verschil is tussen de lenspositie wanneer een
geheugen geladen wordt en de lenspositie toen het geheugen was
opgeslagen, kalibreert u de lens.
s Uitgebreid - Bewerking - Kalibratie lens
a
Druk op de knop [Memory] tijdens het projecteren.
43
pag.146