TIPS VAN DE CHEF VOOR DE COMBINATIESTAND
In de combinatiestand wordt automatisch de optimale
hoeveelheid stoom ingespoten . Er hoeven geen
vochtigheidsstanden te worden geselecteerd . Gerechten
drogen niet uit . Smaken blijven behouden en er is geen
smaakoverdracht als er verschillende producten worden
bereid .
Dankzij de automatische stoomaanpassing mag de deur
op elk moment geopend worden tijdens het koken . Neem
absoluut de veiligheidsinstructie in acht bij het openen van
de ovendeur .
De combinatistand is met name efficiënt wanneer deze wordt
gebruikt voor bakken, sudderen, grillen, stoven, braiseren en
braden .
Bij gebruik van de combinatiestand, kunnen de
kooktemperaturen worden verlaagd met 10 tot 20
procent onder de temperaturen die worden gebruikt voor
conventionele kookmethoden .
De kooktijd wordt ongeveer met 40 procent verlaagd bij het
koken op dezelfde temperatuur als bij een convectie-oven en
met 50 tot 60 procent vergeleken met dezelfde temperatuur
in een conventionele oven .
Bruinen van gerechten in de Combitherm begint bij een
kooktemperatuur van ongeveer 120°C .
COMBITHERM® CT PROFORMANCE™ SERIE • STAP-VOOR-STAP PROCEDURES • MN-35948 • 17.
B E D I E N I N G S I N S T R U C T I E S
Een hogere kooktemperatuur leidt tot betere bruining maar
leidt ook tot meer gewichtsverlies van het product . Om nog
meer bruining te bereiken, voegt u de vochtregeling toe aan
de productprocedure . Deze functie is bijzonder handig om
kleur te geven aan producten die veel vocht bevatten zoals
kip en ander gevogelte of voor het extra bruin laten worden
van grote hoeveelheden en voor andere vochtige producten .
De combinatiestand zorgt voor gelijkmatig bruinen zonder
de pannen te hoeven verplaatsen .
Kook voor een nog gelijkmatiger resultaat niet in pannen die
dieper zijn dan 100 mm .
Bij het koken met de sonde moet de sonde zodanig worden
geplaatst dat de punt zich in het midden van het voedsel
bevindt . Bij vloeibare of deels vloeibare gerechten laat u de
sonde in het midden van het product hangen en bevestigt u
de draad van de sonde aan de rand van de schaal of pan .