Audioregeling
Zoneregeling
U kunt de voorste en achterste audiobron instellen.
1
Geef het zoneregelscherm weer
>
Raak [
]
[
(pagina 60)
2
Stel de zoneregeling in
[Single Zone] Stelt het toestel in op een enkele
zone.
[Dual Zone] Stelt het toestel in op een dubbele
zone.
[Front Source] Stelt de voorste audiobron in.
[Rear Source] Stelt de achterste audiobron in.
⁄
• Wanneer het geluid van de achterluidspreker wordt
doorgeschakeld, wordt de audiobron waarvan
het geluid via de AV OUTPUT-aansluiting wordt
doorgegeven, ook naar dezelfde bron doorgeschakeld.
[Rear VOL.] Regelt het volume van het
achterkanaal.
⁄
• Wanneer de zonefunctie wordt ingesteld op "ON" heeft
dat de volgende beperkingen tot gevolg.
- De subwoofer en middelste luidspreker laat geen
geluid horen.
- "Subwoofervolume", en "Supreme" van
<Audioregeling> (pagina 60)
-
<Equalizerregeling> (pagina
(pagina
62),
<SRS WOW-regeling> (pagina
<Surroundregeling> (pagina 64)
-
<Luidspreker instellen> (pagina
voertuigtype (DTA)> (pagina
(pagina 67)
zijn niet beschikbaar.
62
DNX9280BT
>
]
[Zone Control] aan.
is niet beschikbaar.
61),
<Luisterpositie>
63), en
zijn niet beschikbaar.
64),
<Instellingen voor
66), en
<Kanaalniveau>
Luisterpositie
U kunt de geluidseffecten afstellen overeenkomstig
uw luisterpositie.
1
Geef het positiescherm weer
>
Raak [
]
[
2
Stel de positieregeling in
[P1] - [P3] Slaat de huidige instellingen in het
geheugen op of roept de in het geheugen
opgeslagen afstelling op.
Vastleggen van uw afstelling in het geheugen:
Blijf langer dan 2 seconden op [P1] tot [P3]
drukken.
Oproepen van uw afstelling in het geheugen:
Raak [P1] tot [P3] van de afstelling die u uit het
geheugen wilt oproepen aan.
[2], [3] Stelt een luisterpositie in.
U kunt een van de posities "Front R" (rechtsvoor),
"Front L" (linksvoor), "Front All" (alles voor), "All"
(alles) en "User" (gebruiker) selecteren.
[DTA] Geeft het scherm Positie DTA (Digital Time
Alignment) weer.
3
Sluit de positieregeling af
⁄
• De definitieve afstand wordt aangepast op basis van
de waarde voor de voertuigtype-instelling (pagina 66) en
de waarde voor de positie-instelling (zowel Positie als
Positie DTA).
• Als u de waarde voor de voertuigtype-instelling (pagina
66) wijzigt, wordt de positie op "All" ingesteld.
• Alleen de aangepaste afstand van de positie-
instelling (waarden Positie en Positie DTA) wordt in
het geheugen opgeslagen. De definitief afgestelde
afstand verandert bijgevolg als u de waarde voor de
voertuigtype-instelling (pagina 66) wijzigt.
>
]
[Position] aan. (pagina 60)