6.7 Justeren
Omdat de waarde van de valversnelling niet op elke plek op aarde gelijk is, dient elke
weegschaal aangepast te worden – conform de weegregel voortvloeiende uit regels
van natuurkunde – aan de valversnelling op de plaats van instelling van de
weegschaal (enkel indien de weegschaal niet eerder in fabriek is gejusteerd op
plaats van instelling). Een dergelijk justeerproces dient men uit te voeren bij eerste
ingebruikname, na elke wijziging van locatie van de weegschaal als ook bij
temperatuurschommelingen van de omgeving. Om precieze meetwaarden te
bereiken is het aanbevolen om aanvullend cyclisch de weegschaal te justeren ook in
de weegmodus.
6.8 Justeren
Justeren dient te worden uitgevoerd met aanbevolen kalibratiegewicht (zie hoofdstuk
1 "Technische gegevens"). Justeren kan ook met gewichten worden uitgevoerd met
andere nominale waarden (zie tabel 1), maar het is niet optimaal overeenkomstig de
meettechniek.
Handelingen tijdens justeren:
Voor stabiele omgevingsomstandigheden zorgen. Vereiste opwarmingstijd
verzekeren (zie hoofdstuk 1) voor stabilisatie.
De weegschaal met de toets
inschakelen.
De toets
drukken en gedrukt houden, nadat akoestisch signaal luidt, verschijnt
op display kort het symbool „CAL". Vervolgens verschijnt op display de blinkende,
precieze waarde van het gekozen kalibratiegewicht (hoofdstuk 8.4).
Vervolgend het kalibratiegewicht in het midden van het weegschaalplateau stellen.
Met de toets
bevestigen. Even later verschijnt het symbool "CAL F" en dan wordt
er terug naar gewone weegmodus gezet. Op display verschijnt de waarde van het
kalibratiegewicht.
Bij justeerfout of foutief kalibratiegewicht verschijnt het symbool "CAL E". Justeren
herhalen.
Het kalibratiegewicht bij de weegschaal bewaren. Bij toepassing met groot
kwaliteitbelang wordt het aanbevolen om dagelijks de nauwkeurigheid van de
weegschaal te controleren.
NDE-BA-nl-1015
13