Voor gebruik
1
Laad de accu gedurende 4 uur op met maximaal 3 A.
2
Bevestig het maaidek op de machine. Zie het hoofdstuk 'Het maaidek bevestigen'.
3
Monteer het stuurwiel, de stoel en, indien van toepassing, andere onderdelen. Zie de hoofdstukken 'Het stuurwiel monteren'
en 'De stoel monteren'.
4
Controleer de luchtdruk in de banden en pas deze eventueel aan. Zie het hoofdstuk 'Technische gegevens'.
5
Controleer of de juiste hoeveelheid olie in de motor aanwezig is. Zie het hoofdstuk 'Technische gegevens'.
6
Sluit de accu aan. Zie het hoofdstuk 'De accu aansluiten'.
7
Vul de brandstoftank en start de motor. Zie het hoofdstuk 'Tanken' en 'De motor starten'.
8
Controleer of de machine niet beweegt in de neutraalstand.
9
Controleer:
Vooruit rijden Zie het hoofdstuk 'Rijden'.
Achteruitrijden. Zie het hoofdstuk 'Rijden'.
De bladen inschakelen. Zie het hoofdstuk 'De hendel voor inschakeling van de bladen'.
De veiligheidsschakelaar in de stoel. Zie het hoofdstuk 'Het veiligheidssysteem controleren'.
De veiligheidsschakelaar voor de parkeerrem. Zie het hoofdstuk 'Het veiligheidssysteem controleren'.
Na de eerste 8 uur
1
Ververs de motorolie. Zie het hoofdstuk 'De motorolie vervangen'.
4
−
Nederlands
ONDERHOUDSBOEKJE