Inhoudsopgave
Advertenties
7
Leg de koppelslangverbinging tussen de twee afdichtingen zo laag
mogelijk. In ieder geval onder de motoraftappunten. Verwijder de zwarte
kappen van de slangnippels en monteer de slang met behulp van twee
maal twee kleine slangklemmen aan beide uiteinden van de slang.
DE UITLAATBOCHT MOET ABSOLUUT BOVEN DE REST VAN HET UIT-
LAATSYSTEEM LIGGEN. (ZIE No. 6A OP DE VOORGAANDE BLADZIJDE)
Koppelslangverbinding
VOORDAT ER MET DE BOOT WORDT GEVAREN DIENT EERST DE
WATERAANVOER TE WORDEN GECONTROLEERD.
8
Als de boot terug in het
water ligt, verwijder dan
de waterslang van de
SureSeal ™en hang deze
in een lege emmer. Sluit
tijdens de test de slangnip-
pel af op de SureSeal™.
(ter voorkoming van het
eventueel terugvloeien van
het water uit de
SureSeal™). Start de
motor en laat deze
stationair draaien in de
vrijloop. Houdt de emmer
ongeveer een dertig
centimeter boven het
waterafnamepunt en
controleer of er water uit
de slang stroomt in een
gemiddelde hoeveelheid
van ca 4 a 5 liter per
minuut. Verhoog het
motortoerental langzaam
en controleer of er een
constante stroom water
vloeit doorheen het gehele
motortoerental. Monteer
de slang weer op de nippel
van de SureSeal™.
Uitlaatbocht.
8
Om het "dubbel
injectiesysteem" te testen
a
dient de slangverbinding te
worden losgekoppeld van
de SureSeal™. Sluit de
injectienippel af zoals
onder punt 8 genoemd.
Start de andere motor en
laat deze draaien in de
vrijloop. Houdt het einde
van de koppelslang boven
het punt waar het
water van het
koelsysteem het spruitstuk
inkomt. Een constante
waterstroom geeft aan dat
er voldoende druk is voor
het goed functioneren.
Monteer de slang weer en
herhaal dit proces voor de
andere motor.
Hoogste
punt in het
uitlaatsysteem
na de
uitlaatbocht.
Advertenties
Inhoudsopgave
