HA12CJ - HA32CJ - HA12CJ+ - HA32CJ+
A
- Voorwoord
• Rij niet achteruit (richting tegenover het gezichtsveld).
• Controleer de positie van de mast en hoeveer deze oversteekt tijdens het draaien van het
draaiplateau.
• Houd het chassis van de machine op minstens 1 m (3 ft 3 in) afstand van gaten, hobbels,
hellingen, versperringen, puindelen en wegbedekkingen die eventuele gaten of overige ge-
varen op de grond kunnen verbergen.
• Verwijder medewerkers tot minimum 5 m (16 ft 5 in) van de bodem van de machine tijdens
het rijden en draaibewegingen.
• Informeer u over de verplaatsingsrichtingen.
• Wanneer het draaiplateau 180° gedraaid is, staat de gondel naar de achterkant van de machine gekeerd.
• Controleer de rijrichting met behulp van de rode of groene pijlen op het chassis en op de bedieningspost boven.
• Noteer ook dat bij wijziging van verplaatsingsrichting (Voor <> Achter), de schakelaars of knoppen opnieuw op
neutrale stand moeten staan voordat u de richting wijzigt en de beweging uitvoert.
• Plaats om te rijden de gondel(of het platform) zodanig dat u optimaal zicht heeft en dode
hoeken vermijdt.
• Tijdens de werking moet(en) de personen in de bondel de reling stevig vasthouden.
• Veiligheidsharnas en PBM (Persoonlijke beschermingsmiddelen) :
• De personen in de gondel moeten een veiligheidsharnas en persoonlijke beschermingsmiddelen dragen en de
van kracht zijnde nationale wetgeving naleven. Bevestig de riem van het veiligheidsharnas aan de veranke-
ringspunten die hiervoor zijn voorzien op het platform.
• Operators moeten de veiligheidsnormen van de werksite en de werkgever naleven, evenals de van kracht zijn-
de nationale wetten met betrekking tot het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
• Alle persoonlijke beschermingsuitrusting tegen vallen moet de van kracht zijnde weten naleven en moet worden
gecontroleerd en gebruikt volgens de instructies van de fabrikant.
• Vermijd het botsen tegen vaste of mobiele (overige machine) obstakels.
• Het gebruik van andere machines (kraan, gondel, enz.) in de werkzone verhoogt het risico
op botsingen of verbrijzelingen. Beperk het gebruik van bewegende machines in de werkzo-
ne van een hoogtewerker.
• Houd rekening met de remafstand, beperkte zichtbaarheid en dode hoeken van de machine.
• Beperk en pas de verplaatsingssnelheid aan in functie van het type ondergrond, helling en
personen die zich in de omgeving bevinden.
2.1.7 - Gevaar voor oncontroleerbare bewegingen
Nooit een beschadigde machine of een machine die defect is, gebruiken.
Altijd de volgende regels naleven :
• Behoud een bepaalde veiligheidsafstand bij hoogspanningslijnen.
• Behoud een bepaalde veiligheidsafstand bij generatoren, radars (elektromagnetische vel-
den...).
• Stel de batterijen of elektrische onderdelen nooit bloot aan water (hogedrukreiniger, regen).
16
4000827170
E 10.21
NL