HA12IP
A
- Voorwoord
• Rij niet achteruit (richting tegenover het gezichtsveld).
• Controleer de positie van de mast en hoeveer deze oversteekt tijdens het draaien van het
draaiplateau.
• Houd het chassis van de machine op minstens 1 m (3 ft 3 in) afstand van gaten, hobbels,
hellingen, versperringen, puindelen en wegbedekkingen die eventuele gaten of overige
gevaren op de grond kunnen verbergen.
• Verwijder medewerkers tot minimum 5 m (16 ft 5 in) van de bodem van de machine tijdens
het rijden en draaibewegingen.
• Informeer u over de verplaatsingsrichtingen.
• Wanneer het draaiplateau 180° gedraaid is, staat de gondel naar de achterkant van de machine gekeerd.
• Controleer de rijrichting met behulp van de rode of groene pijlen op het chassis en op de bedieningspost boven.
• Noteer ook dat bij wijziging van verplaatsingsrichting (Voor <> Achter), de schakelaars of knoppen opnieuw op
neutrale stand moeten staan voordat u de richting wijzigt en de beweging uitvoert.
• Plaats om te rijden de gondel(of het platform) zodanig dat u optimaal zicht heeft en dode
hoeken vermijdt.
• Tijdens de werking moet(en) de personen in de bondel de reling stevig vasthouden.
• Veiligheidsharnas en PBM (Persoonlijke beschermingsmiddelen) :
• De personen in de gondel moeten een veiligheidsharnas en persoonlijke beschermingsmiddelen dragen en de
van kracht zijnde nationale wetgeving naleven. Bevestig de riem van het veiligheidsharnas aan de
verankeringspunten die hiervoor zijn voorzien op het platform.
• Operators moeten de veiligheidsnormen van de werksite en de werkgever naleven, evenals de van kracht
zijnde nationale wetten met betrekking tot het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen..
• Alle persoonlijke beschermingsuitrusting tegen vallen moet de van kracht zijnde weten naleven en moet worden
gecontroleerd en gebruikt volgens de instructies van de fabrikant..
• Vermijd het botsen tegen vaste of mobiele (overige machine) obstakels.
• Het gebruik van andere machines (kraan, gondel, enz.) in de werkzone verhoogt het risico
op botsingen of verbrijzelingen. Beperk het gebruik van bewegende machines in de
werkzone van een hoogtewerker.
• Houd rekening met de remafstand, beperkte zichtbaarheid en dode hoeken van de machine.
• Beperk en pas de verplaatsingssnelheid aan in functie van het type ondergrond, helling en
personen die zich in de omgeving bevinden.
2.1.7 - Gevaar voor oncontroleerbare bewegingen
Nooit een beschadigde machine of een machine die defect is, gebruiken.
Altijd de volgende regels naleven :
• Behoud een bepaalde veiligheidsafstand bij hoogspanningslijnen.
• Behoud een bepaalde veiligheidsafstand bij generatoren, radars (elektromagnetische
velden...).
• Stel de batterijen of elektrische onderdelen nooit bloot aan water (hogedrukreiniger, regen).
16
4001168340
E 08 .21
NL