Een veiligheidszone definiëren
1.
Zorg dat de cursor niet actief is
2.
Activeer het menu, selecteer Veiligheidszones en selecteer vervolgens een van de
veiligheidszones
3.
Selecteer de vorm van de zone
- De aanpassingsopties hangen af van de vorm van de veiligheidszone
4.
Selecteer Aanpassen om de instellingen voor de veiligheidszone te definiëren. De
waarden kunnen ingesteld worden in het menu of door te slepen op het radarpaneel.
- A: Peiling, relatief ten opzichte van de vaarrichting van het vaartuig
- B: Diepte
- C: Bereik, relatief ten opzichte van het midden van het vaartuig
- D: Breedte
5.
Kies Opslaan om uw instellingen op te slaan.
Na plaatsing kunt u de veiligheidszones in-/uitschakelen doorde relevante sectie op de
gegevensbalk te selecteren.
A
C
Vorm: sector
Alarm instellingen
Er wordt een alarm geactiveerd wanneer een radar doel de grens van het veiligheidsgebied
overschrijdt. U kunt selecteren of het alarm wordt geactiveerd wanneer het doel de zone
binnengaat of verlaat.
Gevoeligheid
De gevoeligheid van de veiligheidszone kan worden ingesteld, om alarmen voor kleine
doelen te voorkomen.
MARPA doelen
Als het systeem een koerssensor heeft, kan de MARPA functie (Mini Automatic Radar Plotting
Aid) worden gebruikt om maximaal tien radar doelen te volgen.
U kunt alarmen instellen om u te waarschuwen als een doel te dicht bij komt. Zie "Radar
instellingen" op pagina 87.
De MARPA volgfunctie is een belangrijk hulpmiddel om aanvaringen te voorkomen.
Ú Notitie:
MARPA vereist koersdata voor de radar en de Zeus³.
MARPA-doelsymbolen
Het systeem maakt gebruik van de volgende symbolen voor doelen:
Verkrijgen MARPA-doel. In het algemeen duurt het maximaal 10 volledige
rotaties van de scanner.
Volgen van MARPA-doel, niet bewegend of voor anker.
Volgen van een veilig MARPA-doel met extensielijnen.
Gevaarlijk MARPA-doel
Een doel wordt als gevaarlijk gezien wanneer het de bewakingszone binnengaat
die op het radarpaneel is aangegeven.
Radar| Zeus3 Gebruikershandleiding
D
B
C
B
Vorm: cirkel
85