14
– het inschakelen van belsignaal op het bediendeel via de
– het verlaten van de functie en het verlaten van het gebruikersmenu na bevestiging van
de ingevoerde data.
1 long beep – bepaalde zones zijn overbrugd (tijdens het inschakelen) of indien inschakelen
niet mogelijk is (bepaalde zones in het blok zijn geactiveerd of er is een storing).
2 long beeps – een foutieve code, een functie die niet beschikbaar is of het verlaten van de
functie zonder bevestiging van de ingevoerde data (bijv. bij gebruik van de
3 long beeps – het niet uitkunnen voeren van een opdracht (de gebruiker heeft niet
voldoende rechten of de functie is niet beschikbaar).
1.2.3 Gebeurtenissen gesignaleerd door geluiden
Alleen door de installateur geselecteerde gebeurtenissen worden gesignaleerd .
Alarmen worden gesignaleerd voor de tijd die geprogrammeerd is door de installateur.
5 korte tonen – zone activering (BEL functie).
lange toon iedere 3 seconden, gevolgd door een serie van korte tonen voor 10
seconden en 1 lange toon – aftellen van de uitgangsvertraging (indien de tijd korter is
dan 10 seconden, dan zal alleen de laatste opeenvolging van korte tonen worden
geproduceerd).
een opeenvolging van 7 tonen van verminderde duur, en iedere paar seconden
herhaald – aftellen van de automatische-inschakeling vertraging.
2 korte tonen iedere seconden – aftellen van de ingangsvertraging.
2 korte tonen iedere 3 seconden – signalering van een nieuwe storing.
1 korte toon elke 0.5 seconde – waarschuwingsalarm.
continu een toon – alarm.
lange toon iedere seconden – brandalarm.
2. Bediening van het alarmsysteem
Dit gedeelte beschrijft de bedieningsmogelijkheden welke d.m.v. het icoon-gebaseerde menu
kunnen worden uitgevoerd. De gedeelte bevat niet de gebruiker autorisatie welke nodig is
voor gebruik van het bediendeel.
Het alarmsysteem wordt op een zelfde manier gebruikt via de terminal als bij gebruik van een
LCD bediendeel. Voor een beschrijving van de alarmsysteem werking met gebruik van een
LCD bediendeel verwijzen wij u naar de gebruikershandleiding van het alarmsysteem.
2.1 Inschakelen
De inschakelprocedure wordt gestart nadat de onderstaande handelingen uitvoert worden.
De inschakelprocedure stopt nadat de uitgangsvertraging verstreken is (als deze succesvol
verlopen is zal het systeem ingeschakeld worden – zie ook "Mislukken van de inschakel
procedure" p. 16). Indien de uitgangsvertraging tijd 0 is, dan zal het systeem direct
inschakelen.
U kunt tussendoor de inschakel mode wijzigen, wat betekent dat u het systeem niet hoeft uit
te schakelen om het blok in een andere inschakel mode te zetten. Indien er een alarm is zal
indien de inschakel mode gewijzigd wordt of hetzelfde blok opnieuw ingeschakeld wordt in
INT-TSH
toets;
toets).
SATEL