Aanwijzingen voor de installateur
11.4 Gasaansluiting
Na de installatie moet u eventuele lekken opsporen met een zeepoplossing, maar nooit met een
vlam.
Het aanhaalmoment tussen de verbindingen met pakking moet zich tussen 10 en 15 Nm bevinden.
Na elke handeling op het toestel moet de correcte sluiting van de gasverbindingen gecontroleerd
worden.
In geval het toestel wordt gebruikt met vloeibaar gas moet een drukregelaar
conform de van kracht zijnde norm gebruikt worden, en moet de aansluiting op de
gasfles uitgevoerd worden volgens de voorschriften die bepaald worden door de
van kracht zijnde norm.
Controleer of de druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de
tabel in de tabel "12.3 Tabel met kenmerken van de branders en de straalpijpen".
11.4.1Aansluiting met rubberleiding
AANDACHT: De volgende aanwijzingen zijn enkel geldig voor installaties van Klasse 1.
Raadpleeg afb. C in het hoofdstuk "11.1 Montage in meubels".
De aansluiting met rubberleiding conform de van kracht zijnde normen mag enkel uitgevoerd worden
wanneer de leiding over de volledige lengte geïnspecteerd kan worden.
De binnendiameter van de leiding moet 8 mm zijn voor VLOEIBAAR GAS en 13 mm voor
METHAANGAS en STADSGAS.
Het aansluiten met een rubberleiding, conform de van kracht zijnde norm, moet
zodanig worden verricht dat de lengte van de leiding niet meer dan 1,5 meter
bedraagt; controleer of de leiding niet in aanraking komt met bewegende delen of
geklemd wordt.
Controleer of alle volgende voorwaarden gerespecteerd worden:
• of de leiding op het rubber bevestigd is met veiligheidsklemmen;
• of de leiding op geen enkele plaats in contact komt met hete wanden (max.
50°C);
• of de leiding niet wordt onderworpen aan trekkrachten of spanningen, en geen
strakke bochten maakt of vernauwingen heeft;
• of de leiding niet in aanraking komt met snijdende voorwerpen of scherpe
hoeken;
• wanneer de leiding niet perfect gedicht is en gaslekken veroorzaakt, mag u ze
niet proberen te herstellen: vervang ze met een nieuwe leiding;
• controleer of de vervaldatum van de leiding, die wordt aangeduid op de leiding
zelf, niet overschreden werd.
29