SMA Solar Technology AG
6 Aansluiting
6.1
Kabelvereisten
UV-bestendigheid van de aansluitkabels
Als kabels buitenshuis worden geïnstalleerd, moeten deze UV-bestendig zijn of in een UV-bestendige kabelgoot
worden geïnstalleerd.
• Aantal aders:
Voor de aansluiting van de ontvanger voor rimpelspanning: minimaal 5 aders
Voor de aansluiting op het multifunctionele relais: minimaal 2 aders
Tip: u kunt voor de aansluiting van de ontvanger voor rimpelspanning en multifunctioneel relais 1
gemeenschappelijke kabel met minimaal 7 aders gebruiken
• Leidingdoorsnede: 0,5 mm² tot 0,75 mm²
• maximale kabellengte: 200 m
6.2
Aansluitkabel voorbereiden
Bereid elke aansluitkabel volgens de volgende procedure voor op de aansluiting op de meerpolige klemmenstroken.
Werkwijze:
1. Verwijder de 40 mm kabelmantel van de aansluitkabel aan de kant waar de meerpolige klemmenstrook moet
worden aangesloten. Zorg ervoor dat er geen kabelresten in de omvormer vallen.
2. Isoleer de benodigde aders van de aansluitkabel 6 mm (zie hoofdstuk 6.1, pagina 13).
3. Kort de niet benodigde aders van de aansluitkabel in tot aan de kabelmantel.
4. Schuif indien nodig 1 adereindhuls tot aan de aanslag over 1 gestripte ader.
6.3
Kabels invoeren
Aanvullend vereist materiaal (niet bij de leveringsomvang inbegrepen):
☐ Aansluitkabel (zie hoofdstuk 6.1, pagina 13)
Werkwijze:
1. Controleer of de omvormer vrijgeschakeld is en tegen opnieuw inschakelen is beveiligd (zie handleiding van de
omvormer).
2. Draai de wartelmoer los van de kabelschroefverbinding voor de datakabel.
3. Schuif de wartelmoer over de kabel.
4. De kabeldoorvoer met twee gaten uit de kabelschroefverbinding drukken.
5. Neem de afdichtplug uit een opening in de behuizing van de kabeldoorvoer met twee gaten en steek de kabel in
de kabeldoorvoer.
6. Druk de kabeldoorvoer met twee gaten met de kabel in de kabelschroefverbinding en leid de kabel naar de
communicatiemodule in de DC-Connection Unit. Zorg er daarbij voor dat de ongebruikte kabeldoorvoeren van
de kabeldoorvoer met twee gaten zijn afgesloten met afdichtpluggen.
7. Draai de wartelmoer van de kabelschroefverbinding handvast. Daardoor wordt de kabel vastgezet.
6.4
Aansluiting van de ontvanger voor rimpelspanning
6.4.1
Ontvanger voor rimpelspanning aansluiten
De digitale signalen voor de specificaties van het netbeheer worden doorgegeven aan de aansluiting INPUT van de
module. Daarbij kunnen maximaal 6 besturingssignalen worden overgedragen.
Installatiehandleiding
6 Aansluiting
MD-IO-40-IA-nl-12
13