geproduceerd wordt.
3.
Motortoerental met behulp van de stationair-instelschroef op ca. 800
tpm instellen.
4.
Let op de toerentalmeter als u het luchtfilter weer monteert.
Testresultaat
Daalt het motortoerental, controleert u het luchtfilter op vervuiling. Eventueel
kunnen ook beschadigingen aan het luchtfilter de luchtstroom belemmeren.
Vergeet niet om de afgehaalde onderdrukslang van de verdeler weer aan te
sluiten en het stationair juist af te stellen.
Controleren van de positieve carterventilatie (PCV-test)
Omdat het ontluchtingsventiel aan het carter steeds blootgesteld wordt aan
oliedampen, zal deze met de tijd door het neerslaan van smeer en roet dicht-
slaan en niet meer functioneren. Hierdoor kan de motor ernstige schade
oplopen.
Het ontluchtingssysteem wordt als volgt getest:
1.
Start de motor en laat deze stationair draaien.
2.
Maak de ontluchtingsslang los van het ventieldeksel of motorhuis. Het
andere einde blijft gemonteerd.
3.
Sluit de ontluchtingsslang af met uw vinger en let daarbij op de
verandering van het toerental.
Testresultaat
a)
Daalt het stationair toerental met 50 tpm of meer, werkt de carter-
ventilatie correct.
b)
Wanneer het stationair toerental minder dan 50 tpm daalt, is het mogelijk
dat het ontluchtingsventiel vervuild is en zal binnenkort niet meer
functioneren. Maak het ventiel en de ontluchtingsslang schoon of
vervang deze. Hierna het stationair toerental opnieuw afstellen volgens
de motorhandleiding.
14
Cilinder-synchronisatietest
Met deze test kan vastgesteld worden of elke cilinder dezelfde prestatie
levert. Ongelijke lastverdeling onder de cilinders leidt tot problemen in de
ontsteking, de compressie en de benzinetoevoer. Deze test kan vóór de
instelling uitgevoerd worden - om te bepalen welke cilinder problemen leveren
- alsook achteraf, om te bepalen of een enkele cilinder problemen oplevert
die u nog niet bekend waren.
1.
Stel het motortoerental in op een willekeurig constante waarde tussen
stationair en 1200 tpm.
2.
Maak met een geïsoleerde tang de ontstekingskabel van een bougie
los - steeds alleen van één bougie - en leg deze aan massa (motor-
blok). Sluit eerst de ontstekingskabel weer aan voordat u de volgende
kabel losmaakt.
Let op:
de afgehaalde kabel nooit aan de carburateur of aan de benzinepomp leggen.
3.
Noteer het motortoerental voor elke cilinder, waarbij telkens een
ontstekingskabel aan massa ligt, vergelijk de waarden.
Testresultaat
a)
Wanneer de gemeten waarden niet meer dan 50 tpm van elkaar afwijken,
levert elke cilinder hetzelfde vermogen. Dit betekent dat er geen
ongewone afwijkingen zijn in de ontsteking, compressie en injectie
resp. opvulling bij de enkele cilinders.
b)
Wanneer één of meerdere cilinders een duidelijke toerentalafwijking
laten zien (meer dan 50 tpm) is er iets fout.
c)
Bij sommige Amerikaanse auto's (1971 en later gebouwd) met een
omlooplucht- carburateur leidt deze test tot verkeerde resultaten.
Eveneens bij cilinders, die in perfecte staat zijn, is er geen lager
toerental of hoger toerental te zien. In dit geval raadpleegt u het
servicehandboek van uw auto.
Als er bij de bovengenoemde test afwijkingen in de cilinders vastgesteld
worden moet de motor eerst precies afgesteld worden:
15