het starttoerental, stationair-toerental of b.v. bij 800 of 1.000 r.p.m.?
c) Indien in de handleiding van de fabrikant vermeldt staat: slang van
de onderdrukdoos afklemmen.
6.
De merktekens heeft u gevonden. Gewoonlijk wordt het B.D.P.(bovenste
dode punt= wanneer de zuiger helemaal boven is) aangegeven en
ervoor of erachter zijn nog extra merktekens. Het B.D.P. -meetpunt
geldt alleen voor de gebruikelijke en onnauwkeurige instelling met een
12-Volt testlamp.
Voor een professionele instelling (garage-instelling) met uw nieuwe
stroboscooplamp geldt een speciaal meetpunt, deze vindt u voor het
B.D.P.-merkteken. Meestal wordt deze door een inkerving of een stalen
bolletje aangeduid. Dit is uw meetpunt.
7.
Start nu de motor en houdt deze precies op het aangegeven toerental.
Bekijk hiervoor het toerental op de schaalverdeling van uw motortester
(Tach-Dwell-tester).
Richt nu de stroboscooplamp op dit meetpunt, of op het vliegwiel of op
de poelie.
Eveneens werd door de fabrikant een merkteken aangebracht op het
motorblok of aan het koppelingshuis (streep of inkerving).
De stroboscooplamp produceert snel opeenvolgende lichtflitsen
synchroon met de ontstekingsimpulsen. Hierdoor lijken bewegingen
alsof ze stilstaan.
Wanneer het ontstekingstijdstip correct is, kunt u nu het meetpunt
herkennen, deze moet nauwkeurig tegenover het vaste merkteken
rusten. U kunt eveneens de extra merktekens herkennen die ervoor en
erachter op de schijf aangebracht zijn.
8.
Indien bij een juist ingesteld motortoerental het meetpunt niet
overeenkomt met het merkteken moet het ontstekingstijdstip
gecorrigeerd worden.
Draai de klemschroef onder de stroomverdeler los en verdraai de ver-
deler elke keer een paar millimeter of naar rechts of naar links. Zodra
de positie van het meetpunt en het kenmerk correspondeert, schakelt
u de motor uit en het contact op nul.
Draai de klemschroef aan de verdeler weer vast.
6
Hulp bij storingen:
Wanneer het meetpunt "springt":
controleer de aansluitingen van de stroboscooplamp.
Als er anders geen juiste afstemming mogelijk is, controleer dan....
-
of u met het juiste toerental gemeten heeft?
-
of de ontstekingscontacten juist ingesteld zijn (contacthoek)?
-
of de ontstekingscontacten metallisch effen en niet verbrandt zijn?
Eventueel gaat ontstekingsspanning verloren door defecte ontstekingskabel
of defecte bougiestekkers of defecte bougie-isolatoren.
Bij oudere verdelerkappen kunnen haarfijne scheurtjes ontstaan of er kunnen
zich binnenin de verdelerkap stroombruggen vormen die overslagspanningen
kunnen veroorzaken, te herkennen aan de donkere strepen op de binnenkant
van de verdelerkap.
Zijn de bougies in perfecte staat en
kloppen de contactopeningen?
Controleer eveneens de aansluitingen
van de kabels aan de bobine.
Indien door de fabrikant voorgeschreven:
...
heeft
u
de
slang
van
onderdrukdoos aan de stroomverdeler
afgehaald? Vergeet niet deze slang
terug te plaatsen!
In deze bus steken
aansluiting cilinder nr. 1
de
verbinden
stroomverdeler
ontstekingskabel
naar bougie cilinder nr. 1
7