Als meer dan 10 keer een onjuist wachtwoord wordt ingevoerd verschijnt hetzelfde hangslot van het onjuiste
wachtwoord, maar nu met omgekeerde kleurstelling, en wordt er geen wachtwoord meer geaccepteerd zolang het
apparaat niet uit- en weer ingeschakeld wordt. Na een terugstelling op de fabriekswaarden wordt het wachtwoord
teruggezet op "0".
Elke verandering van het wachtwoord wordt effectief bij het indrukken van "Mode" of "Set", en voor elke volgende
wijziging van een parameter moet het nieuwe wachtwoord worden ingevoerd (bv. de installateur voert alle instellingen
uit met het standaardwachtwoord = 0, en stelt, als laatste handeling voordat hij weggaat, het wachtwoord in zodat
zonder enige andere actie het al zeker is dat de machine beveiligd is).
Bij verlies van het wachtwoord zijn er 2 mogelijkheden om de parameters van de E.Box te veranderen:
De waarden van alle parameters noteren, de E.Box terugzetten op de fabriekswaarden. De reset wist alle
parameters van de E.Box, inclusief het wachtwoord. Zie hoofdstuk RESET EN FABRIEKSINSTELLINGEN
Het nummer op de wachtwoordpagina noteren, een mail met dit nummer naar uw assistentiecentrum sturen,
binnen enkele dagen krijgt u het wachtwoord toegestuurd om de E.Box te deblokkeren.
10 BEVEILIGINGEN EN ALARMEN VAN HET PANEEL
Als er een fout optreedt, signaleert het E.Box-paneel dit op meerdere manieren:
De foutleds gaan branden in de hoofdinterface
het paneel of een pomp gaat. Het aantal knipperingen geeft het type fout aan.
Indicatie op het display (indien aanwezig). Behalve dat de modellen met display het type fout aangeven,
signaleren ze ook wanneer de fout is opgetreden en hoe vaak. Bovendien is er een geschiedenis van de
fouten aanwezig.
Indicatie op afstand. De signalering van de fout kan naar buiten worden geleid naar een sirene, een
telefoonschakelaar of een andere voorziening. Voor deze functie zijn de relais Q1, Q2 en Q3 aanwezig. Voor
meer informatie, zie tabel 17.
10.1 Fouten gesignaleerd via alarmleds en relais
Dit type signalering is altijd beschikbaar op alle modellen E.Box, en bestaat uit:
3 foutleds die aangeven waar de fout is opgetreden, in het systeem in zijn geheel of op pomp P1 of P2.
Een aantal knipperingen van bovengenoemde leds geeft het type fout aan.
Externe signalering op de relais: Q1 Q2 Q3. Deze signalering kan worden gebruikt om sirenes en/of
knipperende of vast brandende lichten in te schakelen. Deze contacten kunnen ook naar een
telefoonschakelaar worden gezonden om alarmen te krijgen via GSM. In het algemeen signaleert Q1 de
fouten van pomp P1, Q2 die van pomp P2 en Q3 de fouten van het systeem.
In de volgende tabel worden van elk alarm, door middel van leds en relais, de volgende gegevens aangeduid:
Samenvattende beschrijving. In de volgende paragrafen worden meer gedetailleerde beschrijvingen gegeven.
Het symbool van het alarm.
Aantal keer dat de alarmleds van de pomp knipperen.
Aantal keer dat de alarmleds van het systeem knipperen.
Of het alarm zichzelf herstelt, of dat het herstel handmatig moet plaatsvinden door middel van de resetknop
van pompalarmen of de algemene resetknop.
Of het alarm blokkerend is of dat het de werking van het paneel toch nog toestaat.
Welke relaiscontacten worden gesloten als er een alarm aanwezig is. In het algemeen signaleert Q1 de fouten
van pomp P1, Q2 die van pomp P2 en Q3 de fouten van het systeem.
NEDERLANDS
, de positie van de led geeft aan of het om een fout van
297