6.4 Aansluiting alarmuitgangen
Optredende alarmen worden op drie manieren door de E.Box gesignaleerd:
Via de leds op het frontpaneel, die een bepaald aantal keer knipperen afhankelijk van de fout.
Via de uitgangen Q1, Q2, Q3 die kortsluiten zoals gespecificeerd in Tabel 17. De bedrijfslogica van de alarmen is als volgt: Q1
sluit na storingen van pomp 1, Q2 na storingen van pomp 2 en Q3 wegens algemene fouten.
Door indicaties op het display (indien aanwezig). In dit geval is het ook mogelijk de alarmenhistorie te bekijken.
Als de voeding van het paneel is uitgeschakeld, zijn Q1, Q2 en Q3 dicht en signaleren ze dus een alarm.
6.5 Aansluiting van vlotters of niveauvoelers
Er kunnen 2 of 3 controle-ingangen worden gebruikt, die als volgt moeten worden aangesloten:
Systeem met 2 vlotters: in dit geval moeten de ingangen B en C worden gebruikt (A mag niet worden
gebruikt). De vlotters in het vat moeten worden gepositioneerd zoals op Afbeelding 19. Voor de elektrische
installatie, zie Afbeelding 22.
Systeem met 2 niveauvoelers: in dit geval moeten de ingangen B en C worden gebruikt (A mag niet worden
overbrugd). De niveauvoelers in het vat moeten worden gepositioneerd zoals op Afbeelding 19. Voor de
elektrische installatie, zie Afbeelding 22.
Systeem met 3 vlotters of niveauvoelers: in dit geval moeten de ingangen A, B en C worden gebruikt. De
vlotters of niveauvoelers moeten worden gepositioneerd zoals op Afbeelding 19. Voor de elektrische
installatie, zie Afbeelding 22.
Gemeenschappelijk contact van de ingangen A, B, C, R, N. Het gemeenschappelijke contact is één
contact voor alle ingangen, en wordt aangesloten op de even klemmen van 2 tot en met 10. Als er
elektrische voelers worden gebruikt, moet het gemeenschappelijke contact voor de ingangen A, B, C, R,
N dus worden aangesloten op de klemmen met even nummers: 2, 4, 6, 8, 10.
Niveauvoelers: mogen alleen worden gebruikt bij helder, schoon water.
6.6 Aansluiting dieptesensor
De E.Box kan als controle-apparaat een dieptesensor gebruiken. Als een E.Box met display wordt gebruikt, kunnen
de alarmen wegens maximum- of minimumniveau worden gegenereerd op basis van de informatie van de
dieptesensor. Het is dus niet nodig vlotters of niveauvoelers te verbinden met de ingangen R of N. Voor de grootste
betrouwbaarheid kunnen behalve de dieptesensor ook 2 vlotters of niveauvoelers worden gebruikt voor de alarmen R
en N.
De dieptesensor moet in de buurt van de tankbodem worden geplaatst, waarbij moet worden gezorgd dat hij boven
eventuele, al aanwezig of toekomstige, vaste residuen zit.
NEDERLANDS
Afbeelding 22: Ingangen
Aansluitingen van de dieptesensor
4 – 20mA
Klem
11
12
Afbeelding 23: Aansluiting dieptesensor
269
Aan te sluiten kabel
- OUT/GND
+V gelijkstroom