2 INSTALLATIE
Neem de waarden m.b.t. de elektrische voeding die vermeld staan op het plaatje met
elektriciteitsgegevens strikt in acht.
Ook al heeft het apparaat een beschermingsgraad IP55, is het niet raadzaam het te gebruiken in een
omgeving die veel oxiderende of corroderende gassen bevat.
De panelen moeten worden beschermd tegen directe zonnestralen en tegen weersinvloeden.
Gebruik kabels van goede kwaliteit en een doorsnede die geschikt is voor de stroom die gevraagd
wordt door de motoren en hun lengte. Let in het bijzonder op de voedingskabel die de stroom moet
verdragen van alle verbonden pompen.
De sensoren moeten geschikt zijn voor de plaats waar ze zijn aangebracht.
Met de nodige maatregelen moet ervoor worden gezorgd dat de temperatuur in het paneel binnen de
"gebruiksgrenzen bij omgevingstemperatuur" ligt die verderop worden vermeld.
Hoge temperaturen versnellen de veroudering van alle componenten, waardoor meer of minder
ernstige storingen ontstaan.
Bovendien is het wenselijk dat degene die installatie uitvoert zorgt voor een waterdichte afsluiting
van de kabeldoorgangen.
Span de kabeldoorgangen voor ingang van de voedingskabel van het paneel en eventuele externe
bedieningselementen, die door de installateur worden aangesloten zo, dat het losraken van de
kabels uit de kabeldoorgangen zelf wordt voorkomen.
2.1 Elektrische aansluitingen
Verzeker u ervan dat de hoofdschakelaar van het energieverdeelpaneel op de stand OFF (0) staat, en dat niemand de
werking onverwacht kan hervatten, voordat de voedingskabels worden aangesloten op de klemmen:
Neem nauwgezet alle voorschriften in acht die van kracht zijn voor wat betreft de veiligheid en ongevallenpreventie.
Verzeker u ervan dat alle klemmen helemaal zijn aangehaald, en let hierbij goed op de aardschroef.
Breng de verbindingen van de kabels in het klemmenbord tot stand volgens de schakelschema's.
Controleer of alle verbindingskabels in optimale conditie zijn en of de mantel intact is.
Gevraagd wordt om de installatie correct en veilig te aarden, zoals wordt vereist door de
geldende normen op dit gebied.
Controleer of de aardlekschakelaar die de installatie beveiligt goed gedimensioneerd is.
2.1.1 Instrumentele controles door de installateur
Continuïteit in de veiligheidsaders en de belangrijkste en secundaire equipotentiaalcircuits.
Isolatieweerstand van het elektrische systeem tussen de actieve circuits L1-L2-L3 (onderling kortgesloten) en het
equipotentiaalveiligheidscircuit.
Efficiëntietest van de differentieelbeveiliging.
Spanningstest tussen de actieve circuits L1-L2-L3 (onderling kortgesloten) en het equipotentiaalveiligheidscircuit.
Werkingstest.
NEDERLANDS
L1 - L2 - L3 -
voor driefasige systemen
L - N -
voor eenfasige systemen
en op de scheidingsschakelaar QS1
252