Als gras van meer dan 15 cm hoog moet worden
gemaaid, moet u wellicht eerst de hoogste maaihoogte
instellen en langzamer lopen; vervolgens maait u het
gras dan nog eens op een normalere hoogte. Als het
gras te lang is en er plukken gras op het gazon
achterblijven, kan de maaier verstopt raken waardoor
de motor afslaat.
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het gemaaide gras beter over het gazon verspreid en
vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u een
of meer van de volgende remedies proberen:
Slijp het mes.
Loop langzamer tijdens het maaien.
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
Maai het gras vaker.
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
volledig nieuwe baan te maaien.
Maai de randzones een tweede maal.
Stel de voorwielen één stand lager in dan de
achterwielen. Bijvoorbeeld: de voorwielen op 44 mm
(1- / ") en de achterwielen op 57 mm (2- / ").
Fijnmaken van bladeren
Wanneer u klaar bent met maaien, moet steeds nog
50% van het gazon door de laag fijngemaakte bladeren
te zien zijn. Soms is het nodig hiervoor één of meer
keren over de bladeren heen te gaan.
Voor een lichte bladbedekking stelt u alle wielen op
dezelfde maaihoogte in.
Als er meer dan 12,5 cm (5") bladeren op het gazon
ligt, stelt u de voorwielen één of twee standen hoger
dan de achterwielen in. Hierdoor kunnen de bladeren
gemakkelijker onder het maaidek worden ingevoerd.
Loop langzamer met de maaier als de bladeren niet
fijn genoeg worden gemaakt om in het gras verborgen
te worden.
Als u veel eikebladeren fijnmaakt, is het aan te raden
in het voorjaar kalk op het gras aan te brengen.
Hierdoor wordt het zuur uit de eikebladeren
geneutraliseerd.
Gebruiksaanwijzing
Tips voor bediening en gebruik
1. CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL – Het oliepeil
moet tussen de ADD- en FULL-markeringen op de
peilstok staan (fig. 7).
2. VOOR ELKE MAAIBEURT — Controleer of
mesrem, rijaandrijving en bedieningsstang goed
werken. Als u de bedieningsstang loslaat, moeten
motor, maaimes en rijaandrijving automatisch stoppen.
Als de bedieningsorganen niet naar behoren werken,
moeten die eerst worden gerepareerd voordat de
maaier opnieuw wordt gebruikt.
3. SCHERP MES — Begin elk maaiseizoen met een
scherp mes. Verwijder regelmatig braam met een vijl.
Bedieningsorganen
BEDIENINGSORGANEN — Het handgas, de
rijsnelheidshendel en de repeteerstarter bevinden zich op
het bovenste deel van de handgreep (fig. 10). De
bedieningsstang voor de rijaandrijving bevindt zich onder
de handgreep. De bedieningsstang voor het maaimes
bevindt zich boven de handgreep (fig. 10).
2
5
4
1. Handgas
2. Bedieningsstang voor
maaimes
3. Bedieningsstang voor
rijaandrijving
12
1
Figuur 10
4. Repeteerstarter
5. Rijsnelheidshendel
3
m-4325