Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

4.7 Alarmmeldingen

Het stuurautomaatsysteem genereert alarmmeldingen om u te waarschuwen voor mechanische en elektrische situaties die
uw aandacht nodig hebben.
De Evolution-componenten sturen alarmmeldingen naar het SeaTalk
stuurautomaatbedieningen en multifunctionele displays, samen met een geluidssignaal. De Evolution-componenten stoppen met
het geven van een alarmmelding wanneer de alarmsituatie is opgehouden of wanneer de alarmmelding is bevestigd op de
stuurautomaatbediening of het multifunctionele display. Als de alarmmelding belangrijk is voor de veiligheid, wordt het na een
bepaalde tijd opnieuw gegenereerd.
Tenzij in de onderstaande tabel anders wordt vermeld, dient u op alarmmeldingen te reageren door OK of Bevestigen te selecteren
op uw stuurautomaatbediening of multifunctionele display.
Alarmbericht
UIT KOERS
WINDVERANDERING
ACCU BIJNA LEEG
GROTE XTE
CU-VERBINDING VERBROKEN
AUTOMATISCH VRIJGEVEN
DOORGAAN NAAR VOLGEND WAYPOINT
AANDRIJVING GESTOPT
GEEN ROERSTAND
VASTLOPEN GEDETECTEERD
Installatie
ng
-netwerk waar ze worden weergegeven op
Mogelijke oorzaken
De stuurautomaat is afgeweken van de geplande
koers.
De stuurautomaat kan niet navigeren naar de
huidige windhoek.
Het spanningsniveau van de accu is onder de
acceptabele grenswaarde gedaald. Veroorzaakt
door een lage accuspanning of spanningsval bij de
ACU-unit (alleen EV-1-systemen), als gevolg van
slechte aansluitingen of ondeugdelijke bedrading.
Grote Cross Track Error De stuurautomaat is meer
dan verwacht afgeweken van een geplande koers.
De aansluiting met de stuurautomaatbediening is
verbroken.
Mogelijke fout in roerstandindicator. Als uw
stuurautomaatsysteem een I/O-sterndrive bevat,
kan het ook zijn dat u de besturing handmatig
hebt overgenomen terwijl de stuurautomaat in
Automatische modus was.
De stuurautomaat heeft het schip naar het huidige
waypoint gestuurd.
• De motor/besturing heeft zich niet bewogen
binnen 20 seconden na een commando voor
koerswijziging.
• De stuurautomaat kan het roer niet draaien
(omdat de weersbelasting op de helmstok te
groot is, of omdat de roerpositiesensor de
vooraf ingestelde roerlimieten of eindaanslagen
van het roer is gepasseerd.
• De stuurautomaat is gereset als gevolg van
een externe gebeurtenis (zoals het gebruik van
de slaapstandschakelaar, of defecte bedrading
waardoor stuurautomaatcomponenten uit en in
schakelen).
• Stuurautomaat is gereset als gevolg van
softwarefout.
Er is geen roerstandindicator gedetecteerd, of de
roerstandindicator heeft een uitslag die buiten het
werkbereik valt (50 graden).
Motorsnelheid te laag voor deze koerswijziging of
motor vastgelopen. Dit kan zijn veroorzaakt door
een defecte aandrijfunit of fout in de besturing.
Ook kan de boord-boordtijd van de besturing te
lang zijn.
Oplossing
Controleer de positie van uw schip en schakel zo
nodig over naar handmatige besturing om het
schip terug naar koers te sturen.
Bevestig het alarm en start de motor om de accu
op te laden. Als het probleem blijft bestaan, dient
u na te gaan of de aansluitingen van de kabels en
de kwaliteit en dikte van de bedrading geschikt zijn
voor de stroom van de aandrijfunit.
Controleer de positie van uw schip en schakel zo
nodig over naar handmatige besturing om het
schip terug naar koers te sturen.
• Controleer de kabels en de aansluitingen
tussen de stuurautomaatbediening en het
SeaTalk
ng
-systeem. Eveneens tussen
EV-1/EV-2 en het SeaTalk
ng
-systeem.
• Als de stuurautomaatbediening is aangesloten
via een SeaTalk naar SeaTalk
ng
controleer dan of de converter de meeste
recente softwareversie gebruikt.
• Controleer de aansluitingen van de
roerstandindicator.
• Voor systemen die de Volvo Penta
EVC-aandrijvingsinterfaceunit gebruiken dient
u te controleren of de unit correct werkt.
Bevestig doorsturen naar het volgende waypoint.
• Controleer of de roerstandindicator correct is
geïnstalleerd overeenkomstig de grenswaarden
en eindaanslagen van het roersysteem van het
schip.
• Voor EV-1-systemen controleert u de
uitgangsspanning van de ACU-aandrijving de
spanning op de aandrijving en de koppeling
(wanneer van toepassing).
• Controlleer voor EV-1-systemen alle
verbindingen met de ACU.
• Controleer alle verbindingen met de aandrijfunit.
• Controleer of de aandrijfunit werkt en niet is
vastgelopen.
• Controleer of het stuursysteem goed bevestigd
is.
Als een roerstandindicator is geïnstalleerd,
controleer dan de bedrading. Controleer de unit
op mogelijke beschadigingen.
• Controleer of de aandrijfunit werkt en niet is
vastgelopen.
• Controleer de boord-boordtijd van de besturing.
-converter,
43

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave