i
5.1 Beschrijving van de veiligheidsfuncties
Obstakelherkenning
De beweging van de band wordt bewaakt. Als het rolluik
tijdens de OMLAAG ( t )-beweging een obstakel raakt,
dan stopt de band met bewegen en wordt de bandoprol-
ler Rollotron Zwenkoproller Standard uitgeschakeld.
i
Na het uitschakelen kan het rolluik niet meer
in dezelfde richting worden bewogen.
◆ Beweeg de bandoproller eerst in de tegen-
overgestelde richting en verwijder het even-
tueel aanwezige obstakel.
◆ Nu kan het rolluik ook in de oorspronkelijke
bewegingsrichting weer worden bewogen.
Bij uitval van de obstakelherkenning bestaat er
verwondingsgevaar.
◆ De band moet zo gelijkmatig mogelijk opgerold
zijn om de obstakelherkenning veilig te laten func-
tioneren.
◆ Let op of de band na een activering van de obstakel-
herkenning weer recht en gelijkmatig wordt afgewik-
keld wanneer het rolluik wordt gebruikt.
Overstroombeveiliging
De RolloTron Zwenkoproller Standard is beveiligd
tegen overstroom.
Als de aandrijving bij de OMHOOG ( ▲ )-beweging blok-
keert (bijv. door bevriezing), dan wordt de RolloTron
Zwenkoproller Standard uitgeschakeld.
◆ Hef allereerst de oorzaak van de overbelasting op.
◆ Daarna functioneert de RolloTron Zwenkoproller
Standard weer in beide richtingen.
NL
11