NL
niet van snelheid verandert wanneer u de snelheidsregelaar aanpast;
o
een fout aangeeft op de foutindicator en de besturing niet normaal reageert.
o
• Schakel de besturing uit:
wanneer u deze niet gebruikt;
o
wanneer u in of uit de rolstoel stapt;
o
als de rolstoel uit zichzelf rijdt of tegen uw wil in. Als u de besturing uitschakelt, zal de
o
rolstoel tot stilstand komen.
3
Rijden
1. Duw op de AAN/UIT-knop van de kinbesturing of het scherm.
2. Als het lampje van de AAN/UIT knop op het scherm en de kinbesturing groen is, staat uw
rolstoel aan en is hij klaar voor gebruik.
3. Controleer de batterij-indicator. Laad de batterij indien nodig (zie 4.3).
4. Selecteer het rijprogramma en pas de snelheid aan, zie rijfuncties in 4.9.
5. Beweeg de rolstoel door de joystick op de kinbesturing zachtjes naar voor/achter te duwen.
6. De snelheid zal toenemen als u de joystick verder uit het midden wegduwt.
7. Om naar links of rechts te draaien, duwt u de joystick naar links of rechts.
8. Om te remmen, beweegt u de joystick naar neutrale positie.
9. Controleer bij aankomst de batterijstatus en duw op de AAN/UIT-knop.
10. Laad de batterij op, indien nodig.
6
SE04, SE104
2021-11
Rijden