IN S T A LLA TIE H A N DLE ID IN G
De dakdoorvoer kan zowel in een schuin dak als in een platdak uitmonden.
De dakdoorvoer kan geleverd worden met een plakplaat voor een plat dak dan wel met een universeel verstelbare
pan voor een schuin dak.
Sommige hittebestendige isolatiematerialen bevatten vluchtige componenten, die langdurig een onaangename
!Let op
geur verspreiden; deze zijn niet geschikt.
Ga als volgt te werk bij het plaatsen van het concentrische systeem:
Ø
Bouw het systeem op vanaf (de aansluitstomp van) het toestel.
Ø
Sluit de concentrische pijpstukken en indien nodig de bocht(-en) aan.
Ø
Breng op elke verbinding een klemband met siliconen afdichtring aan.
Ø
Zet de klemband met een parker vast aan de pijp op plaatsen die na installatie onbereikbaar zijn.
Ø
Zet het concentrisch systeem vast met voldoende bevestigingsbeugels, zodat het gewicht niet op het toestel rust.
Houd het volgende aan;
- Plaats de eerste bevestigingsbeugel maximaal 0,5 meter van het toestel.
- Plaats een bevestigingsbeugel maximaal 0,1 meter van elke bocht als de bochten meer dan 0,25 meter uit elkaar
zijn geplaatst. Zijn twee bochten dichter bij elkaar geplaatst dan 0.25 meter, dan is 1 bevestigingsbeugel voldoende
tussen deze twee bochten.
- Plaats minimaal elke 1 meter een bevestigingsbeugel bij schuine en horizontale delen.
- Plaats minimaal elke 2 meter een bevestigingsbeugel bij verticale delen.
Ø
Zet een dakdoorvoer vast met spankabels als deze meer dan 1,5 meter boven de doorvoer uitsteekt.
Ø
Bevestig de geveldoorvoer vanaf de buitenzijde met vier schroeven.
Ø
Bepaal de resterende lengte voor de gevel- of dakdoorvoer en maak deze op maat, zorg dat de juiste insteeklengte
behouden blijft.
Ø
Plaats de geveldoorvoer met de (ril/fels-) naad aan de bovenkant.
!Let op
Plaats bij gebruik van de geveldoorvoer de muurdoorvoer met een afschot van 1 cm / meter naar buiten ter
voorkoming van inwaterend regenwater.
5.8.4 Aansluiting bestaand schoorsteenkanaal
U kunt het toestel op een bestaand kanaal aansluiten.
In de schoorsteen wordt een flexibele RVS pijp geplaatst met bijpassende diameter aan de rookgasafvoerpijp, voor
de afvoer van de verbrandingsgassen. De ruimte er omheen wordt als verbrandingsluchttoevoer gebruikt.
Bij aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal gelden de volgende eisen:
•
Alleen toegestaan met gebruik van de speciale DRU schoorsteenaansluitset. Het installatievoorschrift wordt
meegeleverd.
•
De inwendige afmeting moet minimaal 150 x 150 mm zijn.
•
De verticale lengte bedraagt maximaal 12 meter.
•
De totale horizontale pijplengte mag een maximale lengte hebben welke u kunt terugvinden in de tabel in
Bijlage 2, Tabel 4.
•
Het bestaande schoorsteenkanaal moet schoon zijn.
•
Het bestaande schoorsteenkanaal moet dicht zijn.
Voor het afstellen van het toestel gelden dezelfde voorwaarden/instructies als voor het concentrische systeem
zoals hierboven is beschreven.
11