9 RIJ-INSTRUCTIES
9.1
9.2
44
Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan wor-
den gereden.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftiging Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg
hebben.
–
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
–
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
–
Motoroliepeil controleren. (
–
Elektrische installatie controleren.
–
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren.
(
pag. 102)
–
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren.
(
pag. 110)
–
Remplaketten van de voorwielrem controleren. (
–
Remplaketten van de achterwielrem controleren. (
–
Controleren of het remsysteem goed werkt.
–
Koelmiddelpeil controleren. (
–
Vervuiling van de ketting controleren. (
–
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding
controleren. (
pag. 92)
–
Kettingspanning controleren. (
–
Bandentoestand controleren. (
–
Bandenspanning controleren. (
–
Spaakspanning controleren. (
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontro-
leerd, omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveilig-
heid ernstig nadelig wordt beïnvloed.
–
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. (
–
Vorkpoten ontluchten. (
–
Luchtfilter controleren.
–
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en
soepel bewegen.
–
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed
vastzitten controleren.
–
Brandstofvoorraad controleren.
pag. 146)
pag. 104)
pag. 111)
pag. 134)
pag. 89)
pag. 90)
pag. 119)
pag. 119)
pag. 120)
pag. 65)
pag. 64)