6.6 Naventilatie inschakelen
In de ventilatornaloop loopt het apparaat nog een tijdje
lang verder en het schakelt dan automatisch uit.
Druk op
.
▶
a De naloop van de ventilator start in ventilatie-
stand 1.
a Het apparaat wordt na ca. 10 minuten automatisch
uitgeschakeld.
6.7 Naventilatie uitschakelen
Druk op
.
▶
6.8 Automatische modus
De optimale ventilatorstand wordt met behulp van een
sensor automatisch ingesteld.
Druk op .
▶
6.9 Automatische modus
, of indrukken.
▶
a De ventilatie wordt automatisch beëindigd als de
sensor geen verandering van de luchtkwaliteit in de
ruimte vaststelt.
a De automatische stand loopt maximaal 4 uur.
6.10 Sensorbesturing
In de automatische stand herkent een sensor in het ap-
paraat de intensiteit van de kook- en bakluchtjes. Af-
hankelijk van de sensorgevoeligheid wordt de optimale
ventilatorstand automatisch ingeschakeld. Reageert de
sensorbesturing te zwak of te sterk, kunt u de instelling
van de sensorgevoeligheid wijzigen.
¡ Fabrieksinstelling: 3
¡ Laagste instelling: 1
¡ Hoogste instelling: 5
6.11 Sensorbesturing instellen
Vereiste: Het apparaat is uitgeschakeld.
Houd
ingedrukt.
1.
a Na ca. 1 seconde wordt de instelling weergegeven.
Druk op , , ,
2.
zigen.
Laat
los om de instelling op te slaan.
3.
6.12 Verlichting inschakelen
De verlichting kunt u onafhankelijk van de ventilatie in-
schakelen en uitschakelen.
Druk op
.
▶
6.13 Helderheid instellen
Houd
zolang ingedrukt tot de gewenste helder-
▶
heid bereikt is.
1
Afhankelijk van de apparaatuitvoering
1
inschakelen
1
uitschakelen
of
om de instelling te wij-
6.14 Tussenpositie van de filterafdekking
instellen
Bij sommige apparaten is een tussenstand van de fil-
terafdekking mogelijk. Bij bijzondere sterke geur- en
dampontwikkeling kan de tussenstand worden ge-
bruikt.
De filterafdekking in het midden vastpakken en
▶
voorzichtig openen.
6.15 Verzadigingsindicatie resetten variant
1
Na het reinigen van de vetfilters of na het vervangen
van de geurfilters kan de verzadigingsindicatie worden
teruggezet.
Vereisten
¡ Na het uitschakelen van het apparaat verschijnt op
het display
en 1 voor vetfilters.
¡ Na het uitschakelen van het apparaat verschijnt op
het display
en 2 voor geurfilters.
Druk op
.
▶
a De verzadigingsindicatie wordt teruggezet.
6.16 Verzadigingsindicatie resetten variant
2
Na het reinigen van de vetfilters of na het vervangen
van de geurfilters kan de verzadigingsindicatie worden
teruggezet.
Vereisten
¡ Na het uitschakelen van het apparaat verschijnt op
het display
voor vetfilter.
¡ Na het uitschakelen van het apparaat verschijnt op
het display
voor geurfilter.
Om de verzadigingsindicatie voor vetfilter terug te
1.
zetten,
indrukken.
Om de verzadigingsindicatie voor geurfilter terug te
2.
zetten,
indrukken.
a De verzadigingsindicatie wordt teruggezet.
6.17 Verzadigingsindicatie instellen
De verzadigingsindicatie moet afhankelijk van de ge-
bruikte filter worden ingesteld.
Vereiste: Het apparaat is uitgeschakeld.
Houd
ingedrukt.
1.
Druk om de circulatiefunctie (niet regenereerbaar
‒
filter) in te stellen op .
Druk om de circulatiefunctie (regenereerbaar fil-
‒
ter) in te stellen op .
Druk om de luchtafvoerfunctie in te stellen op .
‒
Laat
los om de instelling op te slaan.
2.
6.18 Geluidssignaal inschakelen
Vereiste: Het apparaat is uitgeschakeld.
Druk
en
tegelijkertijd ca. 3 seconden in, totdat
▶
een geluidssignaal klinkt.
De Bediening in essentie nl
7