Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
Omgevingsvoorwaarden:
Omgevingstemperatuur:
Opslag- en
transporttemperatuur:
Trillingsbestendigheid:
Schokbestendigheid:
Schakelfrequentie:
Reactietijd:
Risicotijd:
Inschakelvertraging:
max.
bedieningssnelheid:
Elektrische gegevens:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e
Nominale bedrijfsstroom I
:
e
Vereiste nominale kortsluitstroom:
Nullaststroom I
:
o
Nominale impulsspanningsvastheid U
Nominale isolatiespanning U
:
i
Toestelzekering:
- Schroef- of
veeraansluitklemmen:
- Inbouwstekker M12 of M23:
Veiligheidsingangen X1 en X2:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e3
Nominale bedrijfsstroom I
:
e3
Veiligheidsuitgang Y1 en Y2:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e1
Nominale bedrijfsstroom l
:
e1
Gebruikscategorie:
Lekstroom I
:
r
Diagnoseuitgang OUT:
Nominale bedrijfsspanning U
:
e2
Nominale bedrijfsstroom l
:
e2
Gebruikscategorie:
Capaciteit van de bedrading bij seriële diagnose:
Magneetaansturing IN:
Nominale bedrijfsspanning U
/
e4
Low
Nominale bedrijfsspanning U
/
e4
High
Nominale bedrijfsstroom l
:
e4
Magneet:
LED-statusindicatie:
groene LED:
gele LED:
rode LED:
Use isolated power supply only.
For use in NFPA 79 Applications only.
Adapters providing field wiring means are available from
the manufacturer. Refer to manufacturers information.
2.6
Veiligheidsclassificatie
- van de vergrendelfunctie:
Voorschriften:
PL:
Categorie:
PFH:
PFD:
SIL:
Gebruiksduur:
- van de arrêteerfunctie:
Voorschriften:
PL:
Categorie:
PFH:
PFD:
SIL:
Gebruiksduur:
−25 °C ... +60 °C
−25°C...+85°C
10 ... 55 Hz, amplitude 1 mm
30 g / 11 ms
< 60 ms
≤120ms
< 4000 ms
≤0,2m/s
24VDC−15%/+10%
(gestabiliseerde voeding)
max. 0,5 A
:
imp
32 VDC
≤4Abijgebruik
volgens UL 508;
−3V...5V(Low)
15 V ... 30 V (High)
typisch 2 mA bij 24 V
p-schakelend, kortsluitvast
0 V ... 4 V onder U
max. 0,25 A
≤0,5mA
p-schakelend, kortsluitvast
0 V ... 4 V onder U
max. 0,05 A
DC-13: 24 V / 0,05 A
max. 50 nF
:
−3V...5V
:
15 V ... 30 V
typisch 10 mA bij 24 V,
dynamisch 20 mA
100%ED
Voedingsspanning
Bedrijfstoestand
Fout / functiestoring
ISO 13849-1, IEC 61508, IEC 62061
4,0 x 10
1,0 x 10
geschikt voor toepassingen in SIL 3
ISO 13849-1, IEC 61508, IEC 62061
2,5 x 10
2,2 x 10
geschikt voor toepassingen in SIL 2
De veiligheidsclassificatie van de arrêteerfunctie is
uitsluitend geldig voor standaardtoestellen met bewaakte
arrêteerfunctie AZM 200...-1P2P(W)-... (cf. typesleutel).
1 Hz
De aansturing van de veiligheidsvergrendeling moet extern
met de OSSD vrijgave vergeleken worden; Als zich hier
een uitschakeling door een ongebruikelijke ontgrendeling
voordoet, wordt dit door de externe diagnose gedekt. Als zich
hier een uitschakeling door een ongebruikelijke ontgrendeling
voordoet, wordt dit door de externe diagnose gedekt.
Als in een toepassing de veiligheidsvergrendeling met
1,2 A
ruststroomprincipe niet kan gebruikt worden, kan voor
100 A
dit uitzonderingsgeval een veiligheidsvergrendeling met
arbeidsstroomprincipe gebruikt worden, mits bijkomende
0,8 kV
veiligheidsmaatregelen getroffen worden, die voor een
gelijkwaardig veiligheidsniveau zorgen.
De veiligheidsclassificatie van de arrêteerfunctie heeft
≤2A
betrekking op de component veiligheidsvergrendeling AZM
binnen de volledige installatie.
De klant moet verdere maatregelen, zoals een veilige
aansturing en een veilige kabelplaatsing met het oog op de
uitsluiting van fouten voorzien.
Als zich een storing voordoet, waaruit het ontgrendelen
van de arrêteerfunctie voortvloeit, wordt dit door
e
de veiligheidsvergrendeling herkend en worden de
DC-13
veiligheidsuitgangen Y1/Y2 veilig uitgeschakeld. Door het
optreden van een dergelijke storing zou de veiligheidsdeur
onmiddellijk en eenmalig geopend kunnen worden voordat
de veilige toestand van de machine bereikt wordt. Het
e
systeemgedrag van categorie 2 laat toe, dat tussen de
tests het optreden van een storing tot het verlies van
de veiligheidsfunctie kan leiden en het verlies van de
veiligheidsfunctie door de test herkend wordt.
3.
Montage
3.1
Algemene montage-instructies
De veiligheidsvergrendeling AZM 200 is voorzien van twee
bevestigingsgaten voor M6 schroeven met onderlegring (onderlegringen
worden meegeleverd). De veiligheidsvergrendeling mag niet als
aanslag gebruikt worden. De plaats van montage is willekeurig. Het
binnendringen van vuil in de gebruikte openingen moet echter vermeden
worden. De niet-gebruikte opening van de bediensleutel moet met de
stofkap (inbegrepen in de levering) afgedicht worden. Minimumafstand
tussen twee veiligheidsvergrendelingen: 100 mm
De veiligheidscomponent en de bediensleutel moeten via
geschikte maatregelen (gebruik van eenwegschroeven,
lassen, nieten, borgen met pennen) onlosmakelijk aan de
beschermvoorziening bevestigd worden en tegen verschuiven
beveiligd worden.
e
4
-9
/ h
Neem ook de opmerkingen van de normen ISO 12100,
-4
ISO 14119 en ISO 14120 in acht.
Montage van de bediensleutels
20 jaar
Zie bedieningshandleiding van de bediensleutel in kwestie
d
2
-9
/ h
-4
20 jaar
NL
AZM 200
3