Opties/standaardwaarden voor
stuurprogramma's selecteren
(voor Windows)
Voordat u begint te werken met uw printer, wordt u aanbevolen de
standaardwaarden van het stuurprogramma te controleren/wijzigen.
Als er optionele onderdelen geïnstalleerd zijn, moeten deze in het
stuurprogramma worden geactiveerd.
Windows XP/Server 2003/2000/NT 4.0
1 Kies de eigenschappen van het stuurprogramma als volgt:
(Windows XP/Server 2003)
In het menu Start kiest u Printers en faxapparaten om de
directory Printers en faxapparaten weer te geven. Klik met de
rechtermuisknop op het printerpictogram Phaser 6120 PostScript
of Phaser 6120 PCL6 en kies Eigenschappen.
(Windows 2000/NT 4.0)
In het menu Start kiest u Instellingen en dan Printers om de
directory Printers weer te geven. Klik met de rechtermuisknop op het
printerpictogram Phaser 6120 PostScript of Phaser 6120 PCL6 en
kies Eigenschappen.
2 Als de opties geïnstalleerd zijn, gaat u verder met de volgende stap.
Anders gaat u door naar stap 9.
3 Selecteer het tabblad Configureren.
4 Controleer of de geïnstalleerde opties correct in de lijst voorkomen.
Zo niet, ga dan door naar de volgende stap. Anders gaat u door
naar stap 8.
5 Klik op de knop Vernieuwen om de geïnstalleerde opties automatisch
te configureren.
6 In de keuzelijst Apparaatopties selecteert u telkens één optie
en u selecteert daarna Inschakelen of Uitschakelen in de
keuzelijst Instellingen.
Opties/standaardwaarden voor stuurprogramma's
De knop Vernieuwen is alleen beschikbaar als bidirectionele
communicatie beschikbaar is met de printer. Anders wordt de
optie lichtgrijs weergegeven.
Als Printergeheugen geselecteerd is, selecteert u 128 MB,
256 MB, 384 MB of 640 MB, afhankelijk van het geïnstalleerde
geheugen. De fabrieksinstelling is 128 MB.
17