OPSPOREN VAN FOUTEN
Fout
Motor draait door, maar springt niet
aan
Motor heeft geen stationair
Motor start niet
Motor heeft te weinig vermogen
Motor stokt of klapt in de carburateur
Mogelijke oorzaak
Bedieningsfouten
Motorfiets is langere tijd niet gebruikt
en daarom zit er oude brandstof in de
vlotterkamer
Brandstoftoevoer onderbroken
Bougie verzopen of nat
Elektrodenafstand van de bougie te
groot
Defect in het ontstekingssysteem
Kortsluitkabel in de kabelboom
geschuurd, stopknop defect
Stekkerverbinder of bobine los of
geoxideerd
Water in carburateur resp. sproeiers
verstopt
Stationaire sproeier verstopt
Stelschroeven aan carburateur ver-
draaid
Bougie defect
Ontstekingssysteem defect
Carburateur loopt over, omdat de vlot-
ternaald is vervuild of versleten
Caburateursproeiers los
Defect in het ontstekingssysteem
Brandstoftoevoer onderbroken
Luchtfilter sterk vervuild
Uitlaatsysteem lekt, is vervormd of
heeft te weinig glasvezelvulling in de
einddemper
Defect in het ontstekingssysteem
Membraan of membraanhuis bescha-
digd
Slijtageverschijnsel
Te weinig brandstof
Motor zuigt valse lucht aan
Maatregel
–
Stappen voor de startprocedure uitvoeren.
(
pag. 15)
–
Vlotterkamer van de carburateur aftappen.
(
pag. 66)
–
Brandstoftankontluchting controleren.
–
Brandstofkraan reinigen.
–
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
x
–
Bougie reinigen en drogen, indien nodig ver-
vangen.
–
Elektrodenafstand instellen.
Voorgeschreven waarde
Elektrodenafstand bougie
0,60 mm
–
Ontstekingssysteem controleren.
–
Ontsteking instellen.
x
–
Stopknop controleren.
x
–
Stekkerverbinding reinigen en met contactspray
laten behandelen.
–
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
x
–
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
x
–
Carburateur - stationair afstellen.
(
pag. 65)
–
Bougie vervangen.
–
Bobine controleren.
x
–
Bougiedop controleren.
x
–
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
x
–
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
x
–
Ontstekingssysteem controleren.
–
Ontsteking instellen.
x
–
Brandstoftankontluchting controleren.
–
Brandstofkraan reinigen.
–
Carburateurcomponenten
controleren/instellen.
x
–
Luchtfilter reinigen.
x
(
–
Het uitlaatsysteem controleren op beschadi-
ging.
–
Glasvezelvulling van de einddemper vervan-
gen.
(
pag. 38)
x
–
Ontstekingssysteem controleren.
–
Ontsteking instellen.
x
–
Membraan en membraanhuis controleren.
–
Motor controleren.
–
Kartelschroef op de brandstofkraan tegen de
klok in draaien tot de aanslag.
–
Brandstof tanken. (
pag. 17)
–
Controleren of de aanzuigflens en de carbura-
teur goed vastzitten.
72
x
x
x
x
pag. 37)
x