SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
Kettingspanning controleren - bij inbouwen achterwiel
10.37
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Gevaar door verkeerde kettingspanning.
–
Als de ketting te strak is gespannen worden de componenten van de secundaire krachtoverbrenging (ketting,
ketting-aandrijfwiel, kettingwiel en lager in de aandrijving en het achterwiel) extra belast. Dit kan leiden tot vroegtijdige
slijtage en in het uiterste geval kunnen ook de ketting of de uitgaande as van de aandrijving breken. Als de ketting echter
te los zit kan deze van het ketting-aandrijfwiel resp. het kettingwiel vallen en het achterwiel blokkeren of de motor
beschadigen. Op een correcte kettingspanning letten en indien nodig bijstellen.
–
Onderste glijblok op slijtage controleren.
»
Als de onderkant van de bout aan de ketting zich op dezelfde hoogte of onder
onderste glijblok bevindt:
–
Onderste glijblok vervangen.
–
Controleren of het onderste glijblok goed vastzit.
»
Als het onderste glijblok loszit:
–
Onderste glijblok vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis
B00383-10
–
De materiaaldikte
Minimale afstand
punt
»
Als de afstand
–
Kettinggeleiding vervangen.
B00384-10
–
Controleren of de kettinggeleiding goed vastzit.
»
Wanneer de kettinggeleiding loszit:
–
Kettinggeleiding vastzetten.
Voorgeschreven waarde
Overige schroeven chassis
–
Kettingkast monteren. (
–
Motorfiets van hefbok nemen. (
B00385-01
–
Controleren of de kettingspanners tegen de stelschroeven liggen.
–
Ketting aan het einde van het glijblok naar boven duwen en de kettingspanning
bepalen.
Info
Het bovenste deel van de ketting
Kettingen verslijten niet altijd gelijkmatig, daarom de meting op verschil-
lende plekken van de ketting herhalen.
Kettingspanning
700537-01
x
M8
aan de onderkant van de kettinggeleiding meten.
op het laagste
13 mm
kleiner is dan de aangegeven maat:
x
M6
pag. 40)
pag. 27)
moet daarbij gespannen zijn.
5... 8 mm
44
25 Nm
10 Nm