9 Bediening
9.17 Modbus-modules configureren
Af fabriek is de Modbus-interface gedeactiveerd en de communicatiepoort 502 ingesteld.
Om met SMA omvormers met SMA Modbus
moet de Modbus-interface worden geactiveerd. Na activering van de interface kunnen de
communicatiepoorten van de beide IP-protocollen worden gewijzigd. Informatie over de
inbedrijfstelling en configuratie van de Modbus-interface vindt u in de technische informatie "SMA
en SunSpec Modbus®-interface" onder www.SMA-Solar.com.
Informatie over welke modbus-registers worden ondersteund, vindt u in de technische informatie
"Modbus® parameters en meetwaarden" onder www.SMA-Solar.com.
Maatregelen voor veiligheid van gegevens bij geactiveerde Modbus-
interface
Als u de Modbus-interface activeert, loopt u het risico dat onbevoegde gebruikers toegang
krijgen tot de gegevens van uw PV-installatie en deze kunnen manipuleren.
Neem om de beveiliging van de gegevens te waarborgen, geschikte beveiligingsmaatregelen,
bijvoorbeeld:
• Configureer een firewall.
• Sluit niet benodigde netwerkpoorten.
• Laat remote toegang alleen via een VPN-tunnel toe.
• Configureer geen port forwarding op de gebruikte communicatiepoorten.
• Om de Modbus-interface te deactiveren, moet u de omvormer resetten naar de
fabrieksinstellingen of de geactiveerde parameters weer deactiveren.
Werkwijze:
• Modbus-interface activeren en zo nodig de communicatiepoort aanpassen (zie technische
informatie "SMA en SunSpec Modbus®-interface" onder www.SMA-Solar.com).
9.18 SMA ShadeFix instellen
U kunt het tijdsinterval instellen, waarbinnen de omvormer het optimale vermogenspunt moet
zoeken. Als u geen gebruik maakt van SMA ShadeFix, kunt u de functie deactiveren.
In noodstroombedrijf wordt SMA ShadeFix automatisch uitgeschakeld.
Het principe voor het wijzigen van bedrijfsparameters wordt in een ander hoofdstuk beschreven
(zie hoofdstuk 9.9, pagina 82).
88
STPx0-3SE-40-BE-nl-10
®
®
of SunSpec
Modbus
SMA Solar Technology AG
®
te kunnen communiceren,
Bedieningshandleiding