9 Bediening
5. Voorinstelling werkelijk vermogen op [Aan] instellen.
6. Kies voor handmatige invoer de optie Handmatige invoer in % of Handmatige invoer in
W en stel de gewenste procedure in.
7. Wanneer de omvormer het werkelijk vermogen zelfs op het netaansluitpunt moet regelen, de
volgende stappen uitvoeren:
• Kies in het vervolgkeuzemenu Bedrijfsmodus werkelijk vermogen de optie Externe
instelling.
• Kies in het vervolgkeuzemenu Fallback-procedure de optie Fallback-waarden
toepassen.
• Kies in het vervolgkeuzemenu Netscheiding bij 0% voorinstelling werkelijk
vermogen de optie Nee.
9.12 Blind- en werkelijk vermogenkarakteristieken instellen
9.12.1 Q(U)-karakteristieke curve instellen
De karakteristieke curve is conform de landspecifieke gegevensrecord vooringesteld. Aanpassingen
kunnen via de parameterinstellingen worden uitgevoerd. Stem de configuratie af met uw
netwerkexploitant.
Het principe voor het wijzigen van bedrijfsparameters wordt in een ander hoofdstuk beschreven
(zie hoofdstuk 9.9, pagina 82).
Werkwijze:
1. In de parametergroep Installatie- en apparaatbesturing > Omvormer >
Blindvermogenprocedure > Q(U)-karakteristieke curve > Karakteristiek de parameter
Aantal gebruikte steunpunten instellen.
2. De waarden voor de steunpunten instellen.
9.12.2 P(U)-karakteristieke curve instellen
De karakteristieke curve is conform de landspecifieke gegevensrecord vooringesteld. Aanpassingen
kunnen via de parameterinstellingen worden uitgevoerd. Stem de configuratie af met uw
netwerkexploitant.
Het principe voor het wijzigen van bedrijfsparameters wordt in een ander hoofdstuk beschreven
(zie hoofdstuk 9.9, pagina 82).
Werkwijze:
1. In de parametergroep Installatie- en apparaatbesturing > Omvormer > Werkelijk
vermogenprocedure > Spanningsafhankelijke werkelijk vermogenaanpassing P(U)
> Karakteristiek de parameter Aantal gebruikte steunpunten instellen.
2. De waarden voor de steunpunten instellen.
84
STPx0-3SE-40-BE-nl-10
SMA Solar Technology AG
Bedieningshandleiding