3 Bediening
3
Bediening
3.1
Afstandsbediening activeren/deactiveren
Het toestel kan met behulp van de bedienings- en display-elementen op het toestel zelf
of met de afstandsbediening worden bediend.
Wij adviseren om het toestel met behulp van de afstandsbediening te bedienen.
▸ Houd bij het uitgeschakelde toestel de toets
– De LED van de toets
– Het toestel kan nu met behulp van de afstandsbediening worden bediend.
▸ Houd bij het uitgeschakelde toestel de toets
– De LED van de toets
– Het toestel kan alleen nog met behulp van de bedienings- en display-elementen
worden bediend.
3.2
Toestel in-/uitschakelen
▸ Raak de toets
– Het toestel schakelt in op ventilatorstand 1.
▸ Raak de toets
– Het toestel wordt uitgeschakeld.
3.3
Verlichting in-/uitschakelen
▸ Raak de toets
– De verlichting wordt met maximale intensiteit ingeschakeld.
▸ Raak de toets
– De verlichting wordt uitgeschakeld.
3.4
Intensiteit van het licht wijzigen
▸ Bij ingeschakelde verlichting de toets
den.
– De intensiteit van het licht wordt verlaagd.
▸ Bij gereduceerde intensiteit van het licht de toets
– De intensiteit van het licht wordt verhoogd.
▪ Als de toets
den ingedrukt werd of bij hogere intensiteit van het licht aangeraakt werd, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
De verlichting kan onafhankelijk van de ventilator worden gebruikt.
3.5
Ventilatorstanden wijzigen
▸ Raak de toets
– De volgende hogere ventilatorstand wordt ingeschakeld.
▸ Raak de toets
– De volgende lagere ventilatorstand wordt ingeschakeld.
10
knippert twee keer.
knippert een keer.
aan.
nogmaals aan.
aan.
nogmaals aan.
bij een gereduceerde intensiteit van het licht gedurende twee secon-
aan.
aan.
vijf seconden ingedrukt.
opnieuw vijf seconden ingedrukt.
gedurende twee seconden ingedrukt hou-
aantippen.