12 Inbedrijfstelling
12.1
Overzicht: Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem
in bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1
De "Checklist vóór inbedrijfstelling" controleren.
2
Ontluchten.
3
Het systeem testen.
4
Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen.
5
Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.
6
Een ontluchting van de gastoevoer uitvoeren.
7
De gasboiler testen.
12.2
Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders
vuur kunnen vatten.
12.3
Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten. De
unit MOET worden gesloten nadat alle onderstaande controles zijn
uitgevoerd; ALLEEN dan kunt u de unit opstarten.
Naargelang de systeemlay-out kunnen niet alle onderdelen
beschikbaar zijn.
U
leest
de
volledige
beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
De gasboiler is juist gemonteerd.
In het geval van een NHY2KOMB28+32AA gasboiler:
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen
werden gelegd conform de beschikbare documentatie en
de geldende wetgeving:
▪ Tussen de buitenunit en het lokaal voedingsbord
▪ Tussen de gasboiler en het lokaal voedingsbord
▪ Tussen de buitenunit en de gasboiler (communicatie)
▪ Tussen de gasboiler en de kamerthermostaat (indien
van toepassing)
▪ Tussen de gasboiler en de warmtapwatertank (indien
van toepassing)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
82
installatie-instructies,
zoals
In geval van gasboiler van derden:
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen
werden gelegd conform de beschikbare documentatie en
de geldende wetgeving:
▪ Tussen de buitenunit en het lokaal voedingsbord
▪ Tussen de gasboiler en het lokaal voedingsbord
▪ Tussen de buitenunit en de gasboiler (bivalent
signaal)
▪ Tussen de buitenunit en de externe pomp
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De zekeringen of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn
overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET
overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er
zijn
GEEN
samengedrukte leidingen in de buitenunit.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
Er zijn GEEN waterlekken in de buitenunit.
Er zijn GEEN waterlekkages in de gasboiler.
Er zijn GEEN waterlekkages in de verbinding tussen de
gasboiler en de buitenunit.
De afsluiters zijn op de juiste manier gemonteerd en
staan volledig open.
De handmatige ontluchtingskleppen zijn gesloten en
de automatische ontluchtingskleppen (indien van
toepassing) zijn open.
De drukveiligheidsklep sproeit water als hij geopend
wordt.
De gasboiler is AANgezet.
Instelling . is juist ingesteld op de gasboiler. De instelling
moet 0 zijn.
Het minimum watervolume is gegarandeerd in alle
omstandigheden. Zie "Het watervolume controleren" in
"8.3 De waterleidingen voorbereiden" op
Als er glycol werd toegevoegd aan het systeem, bevestig
dan of de glycolconcentratie correct is en controleer of de
glycolinstelling [E‑0D]=1.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat glycolinstelling [E-0D] overeenkomt
met de vloeistof in het watercircuit (0 = alleen water, 1
= water+glycol). Als de glycolinstelling NIET correct is
ingesteld, kan de vloeistof in de leidingen bevriezen.
▪ Als er glycol aan het systeem wordt toegevoegd maar
de concentratie is lager dan voorgeschreven, dan kan
de vloeistof in de leidingen nog steeds bevriezen.
12.4
Checklist tijdens inbedrijfstelling
Het
minimumdebiet
omstandigheden.
Zie
controleren" in
"8.3 De waterleidingen voorbereiden" op
pagina 27.
Ontluchten.
beschadigde
onderdelen
pagina 27.
wordt
gegarandeerd
in
alle
"Het
watervolume
en
debiet
EJHA04AAV3 + NHY2KOMB28+32AA
Daikin Altherma H Hybrid
4P556861-1A – 2019.05
of